© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | sinα =
h/5 ⇒ h =
5sinα cosα = x/5 ⇒ x = 5cosα O = 4 (0,5xh) + 2 (8h) = 2xh + 16h O = 2 5cosα 5sinα + 16 5sinα O = 50sinαcosα + 80sinα |
|
b. | O ' = 0 50cosαcosα + 50sinα-sinα + 80cosα = 0 50cos2α - 50sin2α + 80cosα = 0 50cos2α - 50(1 - cos2α) + 80cosα = 0 100cos2α + 80cosα - 50 = 0 10cos2α + 8cosα - 5 = 0 ABC-formule: cosα = (-8 ±√(64 + 200))/20 = 0,4124 of -1,212 (maar die laatste kan niet) cosα = 0,412 α = 65,6Ί Dan is O = 50sin(65,6)cos(65,6) + 80sin(65,6) = 91,7 |
||
2. | a. | sinα =
h/1,5 ⇒
h = 1,5sinα cosα = x/1,5 ⇒ x = 1,5cosα O = 0,5 xh + 2h O = 0,5 1,5cosα 1,5sinα + 2 1,5sinα O = 1,125cosαsinα + 3sinα |
|
b. | O ' = 0 1,125-sinαsinα + 1,125cosαcosα + 3cosα = 0 -1,125sin2α + 1,125cos2α + 3cosα = 0 -1,125(1 - cos2α) + 1,125cos2α + 3cosα = 0 -1,125 + 1,125cos2α + 1,125cos2α + 3cosα = 0 2,5cos2α + 3cosα - 1,125 = 0 ABC-formule: cosα = (-3 ±√(9 + 11,25))/5 = 0,3 of -1,5 cosα = 0,3 α = 1,266 (∨ α = 5,017) O = 1,125cos1,266sin1,266 + 3sin1,266 = 3,18 m2 |
||
3. | a. | Bij een vierkant is
de figuur symmetrisch in lijn AQ, dus is ∠RAC
= ∠BAP Samen met ∠BAC vormen deze drie een rechte hoek. Daarom is ∠RAC = ∠BAP = 1/6π |
|
b. | Teken de lijn van C
loodrecht op AP. Dat geeft punt R. Dan geldt sin(1/6π
+ x) = CR = QP Verder in driehoek ABP: AP = cosx AP QP = cosx sin(1/6π + x) omdat sinα = cos(1/2π - α) geldt sin(1/6π + x) = cos(1/2π - (1/6π + x) ) = cos (1/3π - x) Daarmee is de formule bewezen. |
||
c. | O'(x)
= -sinx cos (1/3π
- x) + cosx -sin(1/3π
- x) -1 = cosx sin(1/3π - x) - sinx cos (1/3π - x) = sin(1/3π - x - x) = sin(1/3π - 2x) O'(x) = 0 ⇒ sin(1/3π - 2x) = 0 ⇒ 1/3π - 2x = 0 (mod 2π) ∨ 1/3π - 2x = π (mod 2π) ⇒ 2x = 1/3π (mod 2π) ∨ 2x = -2/3π (mod 2π) ⇒ x = 1/6π (mod π) ∨ x = 2/3π (mod π) x = 1/6π geeft O = 3/4 x = 2/3π valt af omdat 0 ≤ x ≤ 1/3π x = 0 geeft O = 1/2 en x = 1/3π geeft O = 1/2 Conclusie: O zit in het interval [1/2 , 3/4] |
||
4. | a. | tanα =
z/x ⇒
z = xtanα x + y + z = L ⇒ y = L - x - z ⇒ y = L - x - xtanα O = xy + 1/2zx O = x(L - x - xtanα) + 1/2 xtanα x O = xL - x2 - x2tanα + 1/2x2tanα O = xL - x2 - 1/2x2tanα |
|
b. | O ' = 0 L - 2x - xtanα = 0 L = 2x + xtanα L = x(2 + tanα) x = L/(2 + tanα) |
||
5. | a. | Oppervlakte rechthoek is
x(x + y) = cosx(cosx + sinx) = cos2x + cosxsinx = cos2x + 1/2 2sinxcosx = cos2x + 1/2sin2x |
|
b. | O ' = 0 2cosx -sinx + 1/2 cos2x 2 = 0 -2cosxsinx + cos2x = 0 cos2x = 2cosxsinx cos2x = sin2x cos2x = cos(1/2π - 2x) 2x = 1/2π - 2x 4x = 1/2π + k2π x = 1/8π O = cos21/8π + 1/2sin(1/4π) = 1,207 |
||
6. | a. | cosα =
TQ/75 ⇒ TQ =
75cosα sinα = PQ/75 ⇒ PQ = 75sinα PQ2 + QM2 = 802 (75sinα)2 + QM2 = 6400 QM2 = 6400 - 752sin2α QM = √(6400 - 5625sin2α) TM = TQ + QM = 75cosα + √(6400 - 5625sin2α) |
|
b. | De afname van TM is gelijk aan de
helling. Het gaat er dus om wanneer de helling maximaal (negatief) is. PLOT in de GR: Y1 = 75cos(X) + √(6400 - 5625(sin(X))^2) Y2 = nDerive (Y1, X, X) gebruik dan calc - minimum van Y2 Dat geeft X = α = 66,2Ί |
||
7. | a. | De twee zijstukken
hebben elk oppervlakte cosα 2sinα
= sin2α dus samen 2sin2α het middenstuk heeft oppervlakte 2 2sinα = 4sinα Samen geeft dat de gezochte formule. |
|
b. | met de
kettingregel: dO/dα = 2cos2α 2 + 4cosα = 4cos2α + 4cosα = 4(cos2α + cosα) gebruik de formule voor cosa + cosb van de formulekaart met a = 2α en b = α dat geeft 4 (2cos1/2(2α + α) cos1/2(2α - α)) = 8cos11/2αcos1/2α |
||
c. | dO/dα
= 0 ⇒ cos11/2α = 0 ∨ cos1/2α = 0 ⇒ 11/2α = 1/2π ∨ 11/2α = 11/2π ∨ 1/2α = 1/2π ∨ 1/2α = 11/2π ⇒ α = 1/3π ∨ α = π ∨ α = π ∨ α = 3π Omdat 0 < α < 1/2π zal de oplossing moeten zijn α = 1/3π. Een tekenbeeld van dO/dα is (0)++++(1/3π)-----(1/2π) dus O heeft inderdaad een maximum O(1/3π) = 2 sin (2/3π) + 4sin(1/3π) = 2 1/2√3 + 4 1/2√3 = 3√3 |
||
8. | a. | Bij
hoek t hoort een cirkelsector die t/2π
ste deel van de hele cirkel is, dus heeft zo'n cirkelsector oppervlakte t/2π πr2 = t/2π π 42 = 8t Een driehoek heeft rechthoekszijden 4sint en 4cost (sos cas toa) dus oppervlakte 0,5 4sint 4cost zes driehoeken en twee cirkelsectoren: 6 0,5 4sint 4cost + 2 8t = 48sintcost + 16t = 24 2sintcost + 16t = 24sin2t + 16t |
|
b. | Als de
hoogte 4 is, dan is de halve hoogte 2, dus is sint =
2/4 Dat geeft t = 1/6π invullen in de oppervlakteformule: O = 22/3p + 12√3 |
||
c. | O is
maximaal als O' = 0 O' = 16 + 24cos(2t) 2 = 0 ⇒ 48cos(2t) = -16 ⇒ cos(2t) = -1/3 Omdat de exacte waarde wordt gevraagd mogen we niet gaan afronden!!!! De hoogte is gelijk aan 8sint De vraag is dus: hoe groot is 8sint als je weet dat cos2t = -1/3??? formulekaart: cos2t = 1 - 2sin2t -1/3 = 1 - 2sin2t ⇒ 2sin2t = 11/3 ⇒ sin2 t = 2/3 ⇒ sint = √(2/3) De hoogte is dus 8√(2/3) |
||