© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | ||
De horizontale asymptoot is de lijn y = 4 (aan beide kanten) | |||
b. | |||
De horizontale asymptoot is de lijn y = 21/2 (aan beide kanten) | |||
c. | |||
De horizontale asymptoot is de lijn y = -2 (alleen aan de rechterkant want aan de linkerkant bestaat Öx niet) | |||
d. | |||
De horizontale asymptoot is de lijn y = 0 (aan beide kanten) | |||
2. | x = -2 is verticale
asymptoot betekent dat bx2
- 20 nul wordt voor x = -2 Dat geeft 4b - 20 = 0 dus b = 5 y = 4 is verticale asymptoot betekent dat a/b gelijk wordt aan 4 als x naar oneindig gaat b = 5 geeft dan a = 20 |
||
3. | a. | ||
b. | ex gaat naar nul als x naar -¥ gaat. | ||
4. | a. | ||
Dus de lijn y = -4 is horizontale asymptoot van de grafiek van f (aan beide kanten) | |||
Dus de lijnen x = 3 en x = -5 zijn verticale asymptoten van de grafiek van f | |||
b. | f(x) = -4 -4x2 - 15 = -4(x2 + 2x - 15) -4x2 - 15 = -4x2 - 8x + 60 8x = 75 x = 93/8 P = (93/8, -4) |
||