© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

     
1. a. cosα = (-1 • -4 + 5 • -7)/(26 • 65) = -31/41,11 = -0,754   ⇒    α = 138,9º  of  41,1º
       
  b. cosα = (0 • 6 + 4 • -4)/(16 • 52) = -16/28,84 = -0,555   ⇒    α = 123,7º  of  56,3º
       
  c.
    cosα = (1 • -4 + 2 • 3)/(5 • 25) = 2/11,18 = 0,179   ⇒   α = 76,7º
       
  d.
    cosα = (1 • 1 + 4 • -3)/(17 • 10) = -11/13,04 = -0,844   ⇒    α = 147,5º  of  32,5º
       
  e.
    cosα = (1 • 5 + -5 • 3)/(26 • 34) = -10/29,73 = -0,336   ⇒    α = 109,7º  of 70,3º
       
2. cosα = (-3 • 1 + a • 2)/(5 • (a² + 9))  ±1/23
-3 + 2a = ±1/23 • (a2 + 9) •
-6 + 4a = ±√15 • (a2 + 9)
36 - 48a + 16a2 = 15a2 + 135
a2 - 48a - 99 = 0
a = (48 ± 2700)/2 = (48 ± 303)/2  =  24  ±  153    (ongeveer  -1,98 en  49,98)
       
3. a.
       
  b.
       
4. Stel  P = (0, p)
 
  Die staan loodrecht op elkaar als het inproduct nul is:  -2 • 6 + (3 - p)•(7 - p) = 0
-12 + 21 - 3p - 7p + p2 = 0
p2 - 10p + 9 = 0
(p - 9)(p - 1) = 0
p = 9  ∨  p = 1
Dat zijn dus de punten  (0, 1) en (0, 9)
       
5. a. De cosinussen van de hoeken tussen de richtingsvectoren moeten gelijk zijn.
   
    Kruislings vermenigvuldigen:
(5 + 12a) • 5 • √(1 + a2) = (3 + 4a) • 13 • √(1 + a2)
25 + 60a = 39 + 52a
8a = 14
a = 14/8 = 13/4
       
  b. Lijn m moet door het punt S gaan.
Voor S geldt:    29 + 5s = 3t  en   4 + 12s = 24 + 4t
de tweede geeft  t = -5 + 3s  en dat kun je invullen in de eerste:
29 + 5s = 3(-5 + 3s)
29 + 5s = -15 + 9s
44 = 4s
s
= 11
Dan is S = (29 + 55, 4 + 132) = (84, 136)
Als dat op lijn m ligt moet gelden:   u = 84  en   b + u a = 136 
b + 84 • 13/4 = 136
b = -11
       
6. Bereken de projectie van  OP op de richtingsvector van de lijn  (dat is 2 opzij, 7 omhoog):
 
  De projectie is het punt  P' =  (40/53, 140/53)
       
7. P = (0, 1/p)
Q = (π, -1/p)
R  = (2π, 1/p)
 
  Voor loodrechte stand moet het inproduct nul zijn:
-2/p2/p + π • π = 0
-4/p
² + π2 = 0
4/p
² = π2
p2 = 4/π
²
p = 2/π 
∨  p = -2/π
       
8. a. Kies een assenstelsel met de oorsprong in A
AF
is de lijn  y = 0,5x
HD is de lijn  y = 1 - 1/3x
snijpunt:  0,5x =  1 - 1/3x
5/6x = 1
x = 6/5
dan is y = 3/5
AS is inderdaad de gevraagde vector,
       
  b.
    Het inproduct is NUL dus de vectoren staan loodrecht op elkaar.