© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||||||||||||
1. | a. |
|
|||||||||||
De limiet is gelijk aan 2/3 | |||||||||||||
b. |
|
||||||||||||
De limiet is gelijk aan 1/2 | |||||||||||||
c. |
|
||||||||||||
De limiet is gelijk aan 6. | |||||||||||||
2. | |||||||||||||
3. | |||||||||||||
4. | a. | f(0,1) = 0,249843945 f0,01) = 0,249998438 f(0,001) = 0,250000000 De limiet is 1/4. |
|||||||||||
b. | f(0,000003) =
0,2444444444 f(0,000002) = 02500000000 f(0,000001) = 0 De limiet lijkt toch naar nul te gaan! maar dat gebeurt pas bij hele kleine x |
||||||||||||
5. | f(0,003) = -0,5
f(0,0007) = 0,62... Die cosinus blijft gewoon tussen -1 en 1 heen en weer gaan, alleen in de buurt van x = 0 gaat dat steeds sneller. De antwoorden die je vindt zijn "toevallige" tussen 0 en 1. Deze limiet bestaat niet: de functiewaarde gaat niet naar één bepaalde waarde. maar blijft tussen -1 en 1 schommelen, |
||||||||||||