© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | Teken het midden M1
van PQ Teken de middelloodlijn door M1 loodrecht op PQ Teken het midden M2 van QR Teken de middelloodlijn door M2 loodrecht op QR Het snijpunt van beide middelloodlijnen is het middelpunt van de cirkel. De straal is MP of MQ of MR. |
|
2. | Noem de hoekpunten A,
B en C en de raakpunten P, Q en
R zoals in de figuur hiernaast. BR = BQ en CR = CP en AP = AQ (dat is de eigenschap van de raaklijnen aan een cirkel vanuit een punt buiten die cirkel) |
||
Stel AQ = x Dan is BQ = 12 - x Dus ook BR= 12 - x Dan is CR = 10 - (12 - x) = x - 2 Dus ook CP = x - 2 Dan is AP = 6 - (x - 2) = 4 - x Dat is gelijk aan AQ dus 4 - x = x dus x = 2 |
|||
cosinusregel: 102 = 62 + 122 - 2 · 6 · 12 · cos(A) cos(A) = 0,555 hoek A = 56,25° Een blauwe hoek hiernaast is dus 28,1255... r/2 = tan(28,1255) geeft r = 1,069 De oppervlakte van de ingeschreven cirkel is p · 1,0692 = 3,59 |
|||
3. | ∠PBA is een rechte
hoek (Thales) ∠QBA is een rechte hoek (Thales) Dan is PBQ een gestrekte hoek, dus liggen P, B en Q op één lijn. |
|
|
4. | MP = MQ (straal
cirkel) SQ = SP (S is het midden) SM = SM Dus DMQS is congruent met DMPS want alle zijden zijn gelijk. dus ∠MSQ = ∠MSP Maar samen vormen dezen een gestrekte hoek. Dus ∠MSQ = 90º Dan is ook ∠MSC = 90º Dus ligt S op een cirkel met middellijn MC (Thales) |
|
|
5. | ∠CED =
90º want CD is een middellijn ∠CFA = 90º (hoogtelijn) Dus AB // DE (F-hoeken) |
|
|
6. | Verleng AM tot AD. Dan is hoek ACD = 90 (Thales) Dus de driehoeken ABM en ADC zijn gelijkvormig AB = 13 (Pythagoras), en AD = 24 13/24 = 12/AC geeft dan AC = 12 • 24/13 = 288/13 |
|
|
9. | AB is een middellijn
dus de hoek bij C is recht Dus is hoek C in de kleine cirkel ook recht Dus staat hoek C op een middellijn van de kleine cirkel. Dat doet hoek a ook, dus hoek a is ook recht. |
||