© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | y = sinx y' = cosx y' (0) = 1 dus de raaklijn in (0,0) is de lijn y = x De lijn x = 1/2π verdeelt de oppervlakte in twee gelijke delen (vanwege de symmetrie van de sinx grafiek). We bereken de oppervlakte van het rechterdeel: |
||
= (1/8p2
+ 0) - (0 + 1) = 1/8p2
- 1 De hele oppervlakte is dan het dubbele daarvan: 1/4π2 - 2 (≈ 0,47) |
|||
2. |
ex -
2 = 0 ex = 2 x = ln2 4 - e2x = 0 e2x = 4 ex = 2 x = ln2 Dus de grafieken snijden elkaar in het punt (ln2, 0) |
||
= (6ln2 - 2 - 2) - (0 - 1/2 - 1) = 6ln2 - 21/2 | |||
3. | |||
= -cos(4/3π) + cos(5/3π) + cos(1/3π) - cos(2/3π) = 1/2 + 1/2 + 1/2 + 1/2 = 2 | |||
4. | ex
- 1 = 3(1 - e-x) ex - 1 = 3 - 3e-x noem ex = p dan staat er p - 1 = 3 - 3/p p2 - p = 3p - 3 p2 - 4p + 3 = 0 (p - 3)(p - 1) = 0 p = 3 ∨ p = 1 ex = 3 ∨ ex = 1 x = ln3 ∨ x = 0 |
||
=
(4ln3 + 3e-ln3
- eln3) - (0 + 3 - 1) = 4ln3 + 1 - 3 - 3 + 1 = 4ln3 - 4 |
|||
5. | 2x
= 8 · 0,5x (3/0,5)x = 5 4x = 8 x = 1,5 |
||
= 1/ln(2)
· {(-8
· 0,51,5
- 21,5)
- (-8 -
1) } = (9 - 4√2)/ln(2) ≈ 4,82 |
|||
6. | |||
= -1/p
cosp - -1/pcos0
= 1/p
+ 1/p
= 2/p Als dat ongeveer gelijk is, dan is π ≈ 3 |
|||
7. | a. | snijpunten: sinx = sin(x - 1/6π) x = x - 1/6π + k2π ∨ x = π - x + 1/6π + k2π (vervalt) ∨ 2x = 7/6π + k2π x = 7/12π + kπ Dat geeft de snijpunten x = 7/12π en x = 17/12π |
|
= {-cos(17/12π)
+ cos(19/12π)}
- {-cos(5/12π)
+ cos(7/12π)} = -cos(17/12π) + cos(19/12π) + cos(5/12π) - cos(7/12π) = 1,035 |
|||
b. | snijpunten: sinx = sin(x - a) x = x - a + k2π ∨ x = π - x + a + k2π vervalt) ∨ 2x = π + a + k2π x = 1/2π + 1/2a + kπ Dat geeft de snijpunten x = 1/2π + 1/2a en x = 11/2π + 1/2a |
||
= {-cos(1,5π
- 0,5a) + cos(1,5π + 0,5a)}
- {-cos(0,5π
- 0,5a) +
cos(0,5π + 0,5a)} Gebruik nu: cos(1,5π - x) = -sinx cos(1,5π + x) = sinx cos(0,5π + x) = -sinx cos(0,5π - x) = sinx Dat geeft: O = --sin(0,5a) + sin(0,5a) + sin(0,5a) + sin(0,5a) O = 4sin(1/2a) |
|||
8. | a. | A ligt
bij x = 1/2π
dus yA = 1 + 1/2√3 B ligt bij x = 3/2π dus yB = |-1 + 1/2√3| = 1 - 1/2√3 de evenwichtlijn van de grafiek van g ligt midden tussen deze twee y-waarden in, dus bij y = 1 dus a = 1 b is de amplitude en die is gelijk aan b = 1/2√3 |
|
b. | |sinx
+ 1/2√3|
= 0 sinx + 1/2√3 = 0 sinx = -1/2√3 x = 4/3p (+ k2p) ∨ x = 5/3p (+ k2p) De oppervlakte is dan: (minteken omdat de grafiek van y = sinx + 1/2√3 onder de x-as ligt) |
||
=
-{(-0,5 + 1/2√3
• 5/3p)
- (0,5 +
1/2√3
• 4/3p)} = 0,5 - 5/3p√3 +0,5 + 4/6p√3 = 1 - 1/6p√3 |
|||