© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | sinα =
2/3 sin2α = 4/9 cos2α = 1 - 4/9 = 5/9 cosα = ±√(5/9) = ±1/3√5 |
|
b. | cosα = 1/5 cos2α = 1/25 sin2α = 1 - 1/25 = 24/25 sinα = ±√(24/25) = ±1/5√24 tanα = sinα/cosα = ±0,2√24/0,2 = ±√24 = ±2√6 |
||
2. | a. | (sinx + cosx)2
= (sinx + cosx)(sinx + cosx) = sin2x + sinxcosx + sinxcosx + cos2x = sin2x + cos2x + 2sinxcosx = 1 + 2sinxcosx |
|
b. | cos4α
- sin4α
(is een merkwaardig product: a2 - b2
= (a - b)(a + b) ) = (cos2α - sin2α)(cos2α + sin2α) = cos2α - sin2α = 1 - sin2α - sin2α = 1 - 2sin2α. |
||
3. | a. | 3sinα
= 2cos2α 3sinα = 2(1 - sin2α) 3sinα = 2 - 2sin2α noem nu sinα = p 2p2 +3p - 2 = 0 ABC-formule: p = (-3±√(9+16))/4 = (-3±5)/4 = -2 of 1/2 sina = -2 kan niet. Dus blijft over sina = 1/2 α = 1/6π + k2π ∨ α = π - 1/6π + k2π In interval [0, 2π] geeft dat de oplossingen {1/6π, 5/6π} |
|
b. | cosα
+ sin2α = -0,19 cosα + 1 - cos2α = -0,19 noem nu cosα = p 0 = p2 - p - 1,19 ABC-formule: p = (1 ±√(1+8))/2 = (1 ± 2,4)/2 = 1,7 of -0,7 cosα = 1,7 kan niet. Dus blijft over cosα = -0,7 α = cos-1-0,7 = 2,35 + k2π ∨ α = 2π - 2,35 = 3,94 + k2π In interval [0, 2π] geeft dat de oplossingen {2.35, 3.94} |
||
c. | 2sin2α
+ 4cos2α = 3 2(1 - cos2α) + 4cos2α = 3 2 - 2cos2α + 4cos2α = 3 2 + 2cos2α = 3 2cos2α = 1 cos2α = 1/2 cosα = √(1/2) ∨ cosα = -√(1/2) α = 1/4π + k2π ∨ α = 2π - 1/4π + k2π ∨ α = 3/4π + k2π ∨ α = 2π - 3/4π + k2π In interval [0, 2π] geeft dat de oplossingen {1/4π, 3/4π, 11/4π, 13/4π} |
||
4. | a. | -2cosx + √(2 + 4cosx) =
1 √(2 + 4cosx) = 1 + 2cosx 2 + 4cosx = (1 + 2cosx)2 2 + 4cosx = 1 + 4cosx + 4cos2x 1 = 4cos2x cos2x = 1/4 cosx = 1/2 ∨ cosx = -1/2 x = 1/3π + k2π ∨ x = 2π - 1/3π + k2π ∨ x = 2/3π + k2π ∨ x = 2π - 2/3π + k2π In interval [0, 2π] geeft dat de oplossingen {1/3π, 2/3π, 11/3π, 12/3π} |
|
b. | 3 - 3sinx + 2cos2x = 0 3 - 3sinx + 2(1 - sin2x) = 0 3 - 3sinx + 2 - 2sin2x = 0 noem nu sinx = p -2p2 - 3p + 5 = 0 ABC-formule: p = (3 ±√(9+40))/-4 = (3±7)/-4 = 1 of -21/2 sinx = -21/2 kan niet, dus blijft over sinx = 1 Dan is x = 1/2π |
||
5. | sin2(1/3π)
+ acos(1/3π)
- 2 = 0 (1/2√3)2 + a • 1/2 - 2 = 0 3/4 + 1/2a - 2 = 0 1/2a = 11/4 a = 21/2 sin2x + 21/2 • cosx - 2 = 0 1 - cos2x + 21/2 • cosx - 2 = 0 noem nu cosx = p 1 - p2 + 21/2p - 2 = 0 p2 - 21/2p + 1 = 0 (p - 1/2)(p - 2) = 0 p = 1/2 ∨ p = 2 cosx = 2 kan niet, dus blijft over cosx = 1/2 Dat geeft behalve x = 1/3π ook de oplossing x = 12/3π. |
||
6. | a. | Bekijk één zo'n
ruit (zie hiernaast) cos(1/2α) = AB/1 = AB sin(1/2α) = BC/1 = BC l is 10 • AB = 10 • cos(1/2α) b is 6 • BC = 6 • sin(1/2α) |
|
b. | Bekijk
driehoek OPQ. Noem het midden van OP punt M Dan is OM = 1/2l = 2cos(1/2α) en QM = 1/2b = 3sin(1/2α) Pythagoras: OQ = √(QM2 + OM2) = √(9sin2(1/2α) + 4cos2(1/2α)) = √(5sin2(1/2α) + 4sin2(1/2α) + 4cos2(1/2α)) = √(5sin2(1/2α) + 4) (het blauwe deel is 4) |
||
c. | Als de
punten op een cirkel liggen moet gelden dat OP = OQ 5cos(1/2α) = √(5sin2(1/2α) + 4) twee methoden: 1. met de GR> Voer in Y1 = 5cos(1/2α) en Y2 = √(5sin2(1/2α) + 4) intersect levert α = 1,98. 2. Algebraïsch: kwadrateren: 25cos2(1/2α) = 5sin2(1/2α) + 4 25cos2(1/2α) = 5(1 - cos2(1/2α)) + 4 ⇒ 25cos2(1/2α) = 9 - 5cos2(1/2α) 30cos2(1/2α) = 9 ⇒ cos2(1/2α) = 9/30 ⇒ cos(1/2α) = √(9/30) (alleen de positieve want 0 < α < π) 1/2α = 0,9911 ⇒ α = 1,9823 |
||
7. | cos20º
+ cos22º + cos24º
+ ... + cos290º = cos20º + cos22º + .... + cos244º + cos246º + cos248º + ... + cos290º maar sinx = cos(90 - x) Dus staat er: cos20º + cos22º + .... + cos244º + sin244º + sin242º + ... + sin20º = (cos20º + sin20º) + (cos22º + sin22º) + ... + (cos244º + sin244º) = 1 + 1 + ... + 1 = 23 |
||
8. | sinα + 1 = 2cosα (sinα + 1)2 = 4cos2α sin2α + 2sinα + 1 = 4(1 - sin2α) sin2α + 2sinα + 1 = 4 - 4sin2α 5sin2α + 2sinα - 3 = 0 ABC-formule: sinα = (-2 ±√(4 + 60))/10 = (-2 ± 8)/10 = 0,6 of -1 Controleren vanwege het kwadrateren: sinα = -1 ⇒ α = 11/2π ⇒ cosα = 0 en invullen geeft dan -1 + 1 = 2 • 0 klopt! sinα = 0,6 ⇒ sin2α = 0,36 ⇒ cos2α = 0,64 ⇒ cosα = ±0,8 en invullen geeft dan 0,6 + 1 = 2 • 0,8 klopt ook voor cosα = 0,8 |
||
9. | a. | 1 - 2 •
cos2x = sinx 1 - 2(1 - sin2x) = sinx 1 - 2 + 2sin2x = sinx 2sin2x - sinx - 1 = 0 noem sinx = p ABC-formule: p = (1 ±√(1 + 8))/4 = (1 ± 3)/4 = -1/2 of 1 sinx = -1/2 ∨ sinx = 1 x = -1/6π + k2π ∨ x = π - - 1/6π + k2π ∨ x = 1/2π + k2π In [0, 2π] geeft dat de oplossingen {1/2π, 11/6π, 15/6π} Zie hiernaast: f < g geldt voor 〈0, 1/2π〉 en 〈1/2π, 11/6π〉 en 〈15/6π, 2π〉 |
|
b. | Zie de figuur hiernaast. De hoogte van de driehoek is a en de basis is AB. Als de oppervlakte gelijk is aan π/6 • a dan is dus AB = π/3 Stel xA = p dan is dus xB = p + 1/3π Dan geldt dat die twee dezelfde y-waarde moeten opleveren. 1 - 5cos2p = 1 - 5cos2(p + 1/3π) cos2p = cos2(p + 1/3π) cosp = cos(p + 1/3π) ∨ cosp = -cos(p + 1/3π) cosp = cos(p + 1/3π) ∨ cosp = cos(π - (p + 1/3π)) |
|
|
p = p +
1/3π
∨ p = 2π
- (p + 1/3π)
∨ p =
2/3π
- p ∨
p = 2π - (2/3π
- p) 2p = 12/3π ∨ 2p = 2/3π p = 5/6π ∨ p = 1/3π De kleinste mogelijkheid is p = 1/3π Dan is a = 1 - 5cos2(1/3π) = 1 - 5 • (1/2)2 = 1 - 5/4 = -1/4 |
|||