© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | f(x) = 27x3
- 108x2
= 0 x2(27x - 108) = 0 x = 0 ∨ x = 4 tussen 0 en 4 ligt de grafiek onder de x-as tussen 4 en 5 ligt de grafiek boven de x-as. |
|
= (42183/4
- 4500) -
(1728 - 2304) = 2943/4 Samen wordt dat 8703/4 |
|||
2. | a. | x2
- 5 = -2x
- 2 x2 + 2x - 3 = 0 (x - 1)(x + 3) = 0 x = 1 ∨ x = -3 |
|
= (-1 + 3 - 1/3) - (-9 - 9 + 9) = 102/3 | |||
b. | 2√x
- 2 = 4 -
√x
3√x = 6 √x = 2 x = 4 |
||
= (24 - 216) - (0) = 8 | |||
c. | 6x2
- 2x - x3
-
4 = 2x2 - 14x
- 4 4x2 + 12x - x3 = 0 -x(x2 - 4x - 12) = 0 -x(x - 6)(x + 2) = 0 x = 0 ∨ x = 6 ∨ x = -2 tussen -2 en 0 ligt g boven f tussen 0 en 6 ligt f boven g |
||
= (0) - (4 + 102/3 - 24) = 91/3 | |||
= (-324 + 288 + 216) - (0) = 180 | |||
Samen is dat 1891/3 | |||
3. | 2x2
- 4 = 8 - x2
3x2 = 12 xB = -2 en xD = 2 2x2 - 4 = 2x x2 - x - 2 = 0 (x - 2)(x + 1) = 0 xC = -1 en xD = 2 8 - x2 = 2x x2 + 2x - 8 = 0 (x - 2)(x + 4) = 0 xA = -4 en xD = 2 |
||
= { (-16 +
8/3 - 4)
- (-32 + 64/3
- 16)} + {(-2/3
+ 4 - 1) - (-16/3
+ 8 - 4)} = (-171/3 + 262/3) + (21/3 + 11/3) = 91/3 + 32/3 = 13 |
|||
= (-8 + 1/3
+ 2/3 - 4)
- (-16 + 8/3 +
16/3 - 8)} +
{(16 - 8/3
- 4) - (-8 +
1/3 - 1)} = (-11 + 16) + (91/3 + 82/3) = 5 + 18 = 23 |
|||
= {(4
- 16/3 + 8)
- (1 + 2/3
- 4)} = 62/3 + 21/3 = 9 |
|||
4. | a. | f
' (x) = 0,5 • (x - 1)-0,5 dus f
'(10) = 0,5 • (9)-0,5 = 1/6 en dat is het
hellinggetal van de raaklijn. De raaklijn heeft dus vergelijking y = (1/6)•x + b b kun je vinden door het raakpunt (10,3) in te vullen: 3 = 10•(1/6) + b dus b = 4/3 Daarmee is de vergelijking geworden y = 1/6 • x + 11/3 |
|
b. | Bereken de oppervlakte onder de rechte lijn en trek er daarna de oppervlakte onder de wortel vanaf. | ||
De gevraagde oppervlakte is dus het verschil tussen deze twee en is 32/3 | |||
5. | |||
= (5000
- 3571,59) -
(0) = 1428,41 De Ginicoëfficiënt is dan 1428,41/5000 = 0,286 |
|||
6. | a. | De bovenste helft van
de cirkel met middelpunt N is gegeven : y =
√(9 - x2) De onderste helft van de cirkel met middelpunt M krijg je door de onderste helft van de cirkel met middelpunt N over een afstand 3 omhoog te schuiven. De vergelijking was y = -√(9 - x2) en wordt dus nu y = -√(9 - x2) + 3 |
|
b. |
√(9 - x2) = -√(9
- x2) + 3 2√(9 - x2) = 3 √(9 - x2) = 1,5 9 - x2 = 2,25 x2 = 6,75 x = ±√(6,75) |
||
c. | Y1 =
√(9 - X^2)
- 3 +
√(9 - X^2) calc - en dan de integraal van -√6,25 tot √6,25 dat geeft oppervlakte ongeveer 11,02 |
||
7. | a. | eerst maar eens de
snijpunten: x2 - 4x = -2x + 3 x2 - 2x - 3 = 0 (x - 3)(x + 1) = 0 x = 3 ∨ x = -1 -2x + 3 = x 3x = 3 x = 1 x2 - 4x = x x2 - 5x = 0 x(x - 5) = 0 x = 0 ∨ x = 5 |
|
De drie gebieden zijn
elk in weer twee andere gebieden te verdelen: gebied I is a en b gebied II is c en d gebied III is e en f |
|||
= (0) - (1 - 3 + 1/3) + (-3/2 + 3) - (0) = 31/6 | |||
= (5/2 - 1/3) - (0) + (9 + 9 - 9) - (1 + 3 - 1/3) = 71/2 | |||
= (27/2 - 9) - (3/2 - 3) + (125/2 - 125/3) - (45/2 - 9) = 131/3 | |||
8. | Verdeel het gebied
in twee stukken. gebied I: tussen x = 1 en x = 2 Daar ligt f boven g |
||
gebied II : tussen x = 2 en x = 4. Daar ligt 6 - x boven g | |||
Totale oppervlakte is dan 3 - 4/3√2 + 2/3 + 4/3√2 = 32/3 | |||
9. | y
= 4 geeft als snijpunt met 1/x : x
= 1/4 y = 4 geeft als snijpunt met 1/x2 : x = 1/2 Splits het oppervlak in twee delen: Tussen x = 1/4 en x = 1/2 het vlakdeel tussen y = 4 en y = 1/x Tussen x = 1/2 en x = 1 het vlakdeel tussen y = 1/x2 en y = 1/x Dat geeft de som van twee integralen: |
||
= {(2
- ln0,5) - (1
- ln0,25)} + {(-1 - ln1)
- (-2 - ln0,5)} = 2 - ln0,5 - 1 + ln0,25 - 1 - ln1 + 2 + ln0,5 = 2 + ln0,25 = 2 - ln4 |
|||
10. | a. | x4
- 6x2 - 8x + 5
= -8x x4 - 6x2 + 5 = 0 noem x2 = p dan staat er p2 - 6p + 5 = 0 (p - 5)(p - 1) = 0 p = 5 ∨ p = 1 x2 = 5 ∨ x2 = 1 x = √5 ∨ x = -√5 ∨ x = 1 ∨ x = -1 De laatste twee zijn de buigpunten dus de andere snijpunten hebben x-coördinaten x = √5 en x = -√5 |
|
b. | |||
=
(1/5
- 2 + 5) - (-1/5
+ 2 - 5) = 31/5 + 31/5 = 62/5 Dat is inderdaad de gemeenschappelijke oppervlakte van V1 en V3 (31/5 + 31/5) |
|||
11. | a. | y = 1
⇒ 1 + x - 2√x
= 1 x - 2√x = 0 √x(√x - 2) = 0 √x = 0 ∨ √x = 2 x = 0 ∨ x = 4 |
|
= (-8 + 102/3) - (0) = 22/3 | |||
b. | Noem het punt (p,
1 + p - 2√p) f '(x) = 1 - 1/√x dus f '(p) = 1 - 1/√p De raaklijn is de lijn y = (1 - 1/√p) • x + b en moet door (p, 1 + p - 2√p) gaan. 1 + p - 2√p = (1 - 1/√p) • p + b 1 + p - 2√p = p - √p + b b = 1 - √p De raaklijn is de lijn y = (1 - 1/√p) • x + 1 - √p snijpunt x-as: 0 = (1 - 1/√p) • x + 1 - √p (1 - 1/√p) • x = √p - 1 (√p - 1) • x = p - √p x = (p - √p)/(√p - 1) = √p(√p - 1)/(√p - 1) = √p Snijpunt y-as: y = 1 - √p (dat was immers de b van de raaklijn) OA + OB = √p + 1 - √p = 1 |
||
12. | P = (4, 4) en R = (4, √8) | ||
=
32/3
- 16/3√2
= 2/3(16
- 8√2) De oppervlakte van driehoek PRS is 1/2 • 8 • (4 - √8) = 16 - 8√2 De verhouding tussen het vlakdeel en de driehoek is dus 2 : 3 |
|||
13. | a. | A = (0, e-0)
= (0, 1) en B = (1, e-1) = (1,
1/e) AB heeft helling (1/e - 1) en dus vergelijking AB: y = (1/e - 1)x + 1 |
|
= (0,5(1/e - 1) + 1 + 1/e) - (1) = 3/(2e) - 0,5 | |||
b. | de helling van AB is
1/e - 1 dus moet de afgeleide van f ook gelijk zijn aan
1/e - 1 f ' = -e-x = 1/e - 1 Y1 = -e^(-X) en Y2 = 1/e - 1 en dan intersect levert x = 0,46 |
||