© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | y = 4x + 3 heeft helling 4, dus 1 opzij 4 omhoog. Beginpunt is (0, 3), en samen geeft dat: | |
b. | y = - 2/3x + 5 heeft helling -2/3, dus 3 opzij 2 omlaag. Beginpunt is (0, 5), en samen geeft dat: | ||
c. | y = -x + 8 heeft helling -1, dus 1 opzij 1 omlaag. Beginpunt is (0, 8) en samen geeft dat: | ||
d. | x = 5 is een verticale lijn, dus 0 opzij 1 omhoog. gaat bijvoorbeeld door (5, 0). Samen geeft dat: | ||
e. | y = 16 - 2x heeft helling -2, dus 1 opzij 2 omlaag. Beginpunt is (0, 16) en samen geeft dat: | ||
f. | y = 10 is een horizontale lijn, dus 1 opzij 0 omhoog. Gaat bijvoorbeeld door (0, 10). Samen geeft dat: | ||
2. | a. | 2 naar links, 5
omhoog geeft helling a = 5/-2 = -21/2.
Dus y = -21/2
x + b punt (2,3) geeft dan 3 = -21/2 • 2 + b ⇒ b = 8 en de vergelijking is y = -21/2x + 8 OF: x = 2 - 2λ en y = 3 + 5λ De eerste geeft λ = 1 - 1/2x en dat kun je invullen in de tweede: y = 3 + 5(1 - 1/2x) ⇒ y = 8 - 21/2x |
|
b. | 1 naar rechts, 3
omhoog geeft helling a = 3/1 = 3. Dus
y = 3x + b punt (-1, 1) geeft dan: 1 = 3 • -1 + b ⇒ b = 4 en de vergelijking is y = 3x + 4 OF: |
||
c. | 4 naar rechts, 1
omlaag geeft helling a = -1/4 = 3.
Dus y = -1/4x
+ b punt (0, 0) geeft dan b = 0 en de vergelijking is y = -1/4x
OF: |
||
d. | 0 naar rechts, 1
omhoog geeft een verticale lijn, dus x = p punt (2, 1) geeft dan: x = 2 OF: |
||
e. | 2 naar rechts, 0
omhoog geeft een horizontale lijn, dus y = p punt (-2, -1) geeft dan: y = -1 OF: |
||
f. | 5 naar links, 2
omlaag geeft helling a = -2/-5 =
2/5.
Dus y = 2/5x
+ b punt (-2, -3) geeft dan -3 = 2/5 • -2 + b ⇒ b = -21/5 en de vergelijking is y = 2/5x -21/5
OF: |
||
3. | Laten we eerst die richtingsvectoren vergelijkbaar maken door het bovenste kental gelijk te maken aan 4. Dat geeft: | ||
OK daar schieten we
niet veel mee op; alle lijnen hebben dezelfde richting. Laten we kijken op welke lijnen (2,1), behalve op de eerste, nog meer ligt: nr2: NEE nr3: JA; het is de steunvector nr4: NEE nr5: NEE Eerste conclusie: nr1 en nr 3 zijn dezelfde lijn. Kijk nu op welke lijnen (5, -6), behalve op de tweede, nog meer ligt: nr4: JA neem λ = -5/4 nr5: NEE Tweede conclusie: nr2 en nr4 zijn dezelfde lijn. Dus 1-3 en 2-4 zijn dezelfde lijnen |
|||