© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

     
1. a.

       
  b.

       
  c.

       
2. a. De plank zelf kun je zien als een gewicht van 5 kg dat precies in het midden staat.
Vanaf het linker uiteinde van de plank:

5 · 10 + 20 · 40 + 8 · 55 + 5 · 30 = z · (10 + 20 + 8 + 5)
1440 = 43z
z = 33,49 vanaf de linkerkant.
       
  b. 5 · 10 + X · 40 + 8 · 55 + 5 · 30 = 30 · (10 + X + 8 + 5)
640 + 40X = 690 + 30X
10X = 50
X = 5 kg.
       
3. Een stripverhaal: