|
||||||||||||||||||||||||||||||
1. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De stippen komen bij de rechterklassengrenzen dus bij 5, 10, 15, ..., 40 | ||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
2. | a. | 90 mensen zijn ondervraagd want de laatste stip staat op hoogte 90. | ||||||||||||||||||||||||||||
b. | [0, 2〉 [2, 4〉 [4, 6〉 [6, 8〉 [8, 10〉 [10, 12〉 [12, 14〉 [14, 16〉 | |||||||||||||||||||||||||||||
c. | aflezen bij 8 minuten: 75 mensen. | |||||||||||||||||||||||||||||
d. | aflezen: minder dan 10 minuten: 80 mensen minder dan 6 minuten : 65 mensen Dus tussen de 10 en 6 minuten 80 - 65 = 15 mensen |
|||||||||||||||||||||||||||||
e. | Als 20% langer
douchet dan douchet 80% korter. 80% van 90 mensen is 72 mensen. Begin bij 72 op de y-as en ga naar de grafiek. Dat geeft op de x-as ongeveer 7,5 minuten |
|||||||||||||||||||||||||||||
3. | De gewone is de tweede want die gaat op een gegeven punt omlaag, en dat kan bij een cumulatief polygoon nooit; dat kan alleen maar gelijk blijven of toenemen. | |||||||||||||||||||||||||||||
4. | a. |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Dat geeft het
volgende gewone frequentiepolygoon. De stippen staan nu bij de middens van de klassen, en de zijkanten gaan naar nul. |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Het tegendeel is
waar! De grafiek van ceintuurbaan ligt bij de kleinere bedragen boven die van overtoom. Dat betekent dat er bij ceintuurbaan meer aantallen kleine bedragen zijn. |
|||||||||||||||||||||||||||||
c. | aflezen: ceintuurbaan: bij 40 euro 120 en bij 80 euro 140 Dus tussen de 40 en 80 euro waren dat 20 mensen. obvertoom: bij 40 euro 40 en bij 80 euro 100 Dus tussen de 40 en 80 euro waren dat 60 mensen. In totaal dus 60 + 20 = 80 mensen Het totaal aantal is 180 + 160 = 340 mensen Dat is 80/340 · 100% = 23,5% |
|||||||||||||||||||||||||||||
d. | Ceintuurbaan: | |||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Overtoom: | ||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Bij deze grafiek zijn de verschillen tussen beide vestigingen duidelijker te zien. | ||||||||||||||||||||||||||||||
5. | a | Klas B2 had de meeste snelle lopers want de cumulatieve frequentiepolygoon van klas B2 is aan het eind (bij de grote afstanden) het steilst. | ||||||||||||||||||||||||||||
b. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
c. | In B1 komt de afstand
1,5-2,0 niet voor Dus Bert kan niet meer dan 3 km gelopen hebben |
|||||||||||||||||||||||||||||
6. | a. | De meeste hoge scores worden gehaald bij de grafiek die aan de rechterkant het steilst loopt, en dat is bij de taaltoets. | ||||||||||||||||||||||||||||
b. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De klassenmiddens zijn 5 -
15 - 5 - 35 - 45. Dat geeft het volgende histogram: |
||||||||||||||||||||||||||||||
c. | De rekenscores die
voorkomen zijn 0-10 en 20-50 Dat zou taalscores geven van 0-20 en 40-100 Als je naar de taalscores kijkt zijn dus 0-20 en 40-50 mogelijk. |
|||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |