|
|||||||||||||
![]() |
|||||||||||||
1. | a. | per dag gebruikt de
koelkast 1/2,5 = 0,4 kWh Dat kost per dag 0,32 · 0,4 = 0,136 euro B = 0,136 · d |
|||||||||||
b. | 16,80 = a
· 80 geeft a =
16,80/80 = 0,21 B = 0,21 · p |
||||||||||||
c. | Dit is een omgekeerd
evenredig verband: hoe meer vissen hoe minder leefruimte per vis. L = 60000000/n |
||||||||||||
2. | a. | A = a
· B 40 = a · 12 a = 40/12 = 10/3 A = 10/3 · B B = 30 geeft dan A = 10/3 · 30 = 100 |
|||||||||||
b. | A = a/B
40 = a/12 a = 12 · 40 = 480 A = 480/B B = 30 geeft A = 480/30 = 16 |
||||||||||||
3. |
|
||||||||||||
22 = a
· 100 geeft a = 0,22 0,22 · 160 = 35,20 klopt 0,22 · 250 = 55,00 klopt 0,22 · 325 = 71,50 klopt. |
|||||||||||||
4. | a. |
|
|||||||||||
?? = (60 · 13,9)/85 = 9,81 km/uur | |||||||||||||
|
|||||||||||||
?? = (60 · 13,9)/82 = 10,17 km/uur | |||||||||||||
b. | bij 85 minuten hoort
9,81 km/uur als t de tijd is en v de snelheid dan zijn de omgekeerd evenredig. v = a/t 9.81 = a/85 a = 834 v = 834/t |
||||||||||||
c. | De bruine grafiek
gaat bijv. door het punt (50, 25) 25 = a/50 geeft a = 1250 en daar hoort afstand 20,8 km bij De groene grafiek gaat bijv. door het punt (120, 4) 4 = a/120 geeft a = 480 en daar hoort afstand 8 km bij De paarse grafiek gaat bijv. door het
punt (30, 4) |
||||||||||||
5. | a. | Tussen afgerond 600/320 = 1,9 ha en 600/596 = 1,0 ha | |||||||||||
b. | Voor de leefruimte
per haas moet je de beschikbare 600 ha delen door het aantal hazen. Dat geeft de formule L = 600/n |
||||||||||||
c. | Maak n 1,1
keer zo groot: Lnieuw = 600/1,1n
= 1/1,1 • 600/n =
0,91 • 600/n = 0,91 Loud. De leefruimte neemt dus met 9% af. |
||||||||||||
d. | Maak n 2 keer zo groot: Lnieuw = 600/2n = 1/2 • 600/n = 1/2 • Loud. Dus dat klopt. |
6. | a. | R = a/A
geeft met bijv. R = 0,017 en A = 10: 0,017 = a/10
⇒ a = 10 • 0,017 = 0,17 De formule is dus R = 0,17/A |
|||||||||||||||||||||||||
b. |
|
||||||||||||||||||||||||||
Het valt op dat daar
allemaal (afgerond) hetzelfde uitkomt. Dat is altijd zo bij omgekeerd evenredige verbanden: R = a/A ⇒ R • A = a |
|||||||||||||||||||||||||||
c | Recht evenredig
betekent dat R = b • L waarbij L de lengte is, en b een
constante. Invullen bijv. R = 0,02125 en L = 5 geeft: 0,02125 = b • 5 ⇒ b = 0,00425 De formule is dan R = 0,00425 • L |
||||||||||||||||||||||||||
d. | Omdat omgekeerd
evenredig is met A en recht evenredig met L zal de formule er uitzien
als R = c • L/A Daarin is c weer een nieuwe constante. Invullen R = 0,00425 en A = 4 en L = 1 (uit de tweede tabel) geeft: 0,00425 = c • 1/4 ⇒ c = 0,017 Dat geeft de formule R = 0,017 • L/A |
||||||||||||||||||||||||||
7. | a. | H = 320/p Als de formule geldig is voor H tussen 10 en 80 dan ligt p tussen 32 en 4 Zie de grafiek hiernaast. |
![]() |
||||||||||||||||||||||||
b. | p = 5 geeft H
= 320/5 = 64 p = 10 geeft H = 320/10 = 32 Hoogten tussen 32 en 64 cm zijn dan toegestaan. |
||||||||||||||||||||||||||
c. | Het grondwater gaat
van 90 naar 60 cm. 40 cm diepte is dan nog 60 - 40 = 20 cm boven de grondwaterstand. H = 20 geeft in de formule 20 = 320/p ofwel p = 320/20 = 16% |
||||||||||||||||||||||||||
8. | Omgekeerd evenredig betekent V = a/P Bij P = 2 hoort V = 10 (aflezen) 10 = a/2 a = 20 Dus V = 20/P |
||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |