|
|||||
1. | De randstad heeft gemiddelde meer
belminuten dan het platteland dus de figuur van de randstad moet verder
naar rechts liggen. De spreiding is bij de randstad kleiner dus de figuur van de randstad moet smaller (en hoger) zijn. Bij figuur B ligt de smalste figuur verder naar rechts, dus dat is ém. |
||||
2. |
|
||||
Zie de figuren. De blauwe lijnen zijn bij het gemiddelde getekend De rode lijnen zijn (ongeveer) bij het gemiddelde min de standaardafwijking getekend (dat is ongeveer bij het punt waar de grafiek ombuigt van toenemende stijging naar afnemende stijging). De standaardafwijking is dus de horizontal afstand tussen de rode en de blauwe lijn. A: gemiddelde 20, standaardafwijking 45 B: gemiddelde 100, standaardafwijking 20 C: gemiddelde 0,74, standaardafwijking 0,08 |
|||||
3. | De totale oppervlakte
is steeds gelijk (100%) Dus als de verdelingen smaller zijn moeten ze ook hoger zijn. |
||||
4. | a. | NIET. Er zijn een paar landen die erg veel uitgeven aan defensie en een groot aantal dat veel minder uitgeeft. | |||
b. | WEL | ||||
c. | WEL | ||||
d. | NIET: er zijn zes discrete mogelijkheden. De verdeling is niet continu. | ||||
e. | NIET: leeftijden zijn (meestal) verdeeld volgens een zogenaamde bevolkingspiramide: van oudere leeftijden zijn er steeds minder. | ||||
f. | WEL | ||||
g. | NIET: op vrijdagavond en zaterdagavond (uitgaansavonden) zijn er i.h.a. veel bezoekers, door de week minder. | ||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |