© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | 2sin(x + 1/6π)
= 1 sin(x + 1/6π) = 0,5 x + 1/6π = 1/6π + k2π ∨ x + 1/6π = π - 1/6π + k2π x = 0 + k2π ∨ x = 4/6π + k2π In [0, 2p] zijn de oplossingen {0, 2/3π, 2π} |
|
b. | 3 - 4sin(2x) = 2 -4sin(2x) = -1 sin(2x) = 0,25 2x = 0,25 + k2π ∨ 2x = π - 0,25 + k2π x = 0,13 + kπ ∨ x = 1,44 + kπ In [0, 2π] zijn de oplossingen {0.13, 1.44, 3.27, 4.58} |
||
c. | 3 + sinx = 5
- 2sinx 3sinx = 2 sinx = 2/3 x = 0,73 + k2π ∨ x = π - 0,25 + k2π In [0, 2π] zijn de oplossingen {0.73, 2.41} |
||
d. | 2 -
cos(3x) = 1,8 cos(3x) = 0,2 3x = 1,37 + k2π ∨ 3x = 2π - 1,37 + k2π x = 0,46 + k2/3π ∨ x = 4,91 + k2/3π In [0, 2π] zijn de oplossingen {0.46, 2.55, 4.65, 4.91, 2.82, 0.72} |
||
e. | 1 + cos(x + 1/2π)
= 1,5 cos(x + 1/2π) = 0,5 x + 1/2π = 1/3π + k2π ∨ x + 1/2π = 2π - 1/3π + k2π x = -1/6π + k2π ∨ x = 7/6π + k2π In [0, 2π] zijn de oplossingen {11/6π, 7/6π} |
||
f. | 6 - 2 •
cos(2x -
π) = 5 2 • cos(2x - π) = 1 cos(2x - π) = 0,5 2x - π = 1/3π + k2π ∨ 2x - π = 2π - 1/3π + k2π 2x = 11/3π + k2π ∨ 2x = 22/3π + k2π x = 2/3π + kπ ∨ x = 4/3π + kπ In [0, 2π] zijn de oplossingen {2/3π, 5/3π, 4/3π, 7/3π} |
||
2. | a. | 50 periodes per
seconde betekent dat één periode 1/50 = 0,02
seconde duurt. Dan staat in de formule 2π/0,02 = 314. |
|
b. | 100 =
220sin(314t) 0,4545 = sin(314t) 314t = 0,472 + k2π ∨ 314t = π - 0,472 + k2π t = 0,0015 + k• 0,02 ∨ t = 0,0085 + k • 0,02 Daartussen ligt 0,0085 - 0,0015 = 0,0070 seconden van een volledige periode van 0,02 seconde. Dat is 0,0070/0,02 • 100% = 35% |
||
3. | 1/(2sinx + 3) =
1/4 2sinx + 3 = 4 2sinx = 1 sinx = 1/2 x = 1/6π + k2π ∨ x = 5/6π + k2π xB = 1/6π - 2π = -15/6π xE = 5/6π De afstand is dan 15/6π + 5/6π = 22/3π |
||
4. | a. | 10 = 7,6 + 4,3sin(p/12(u
- 10)) 2,4 = 4,3sin(p/12(u - 10)) sin(p/12(u - 10)) = 0,5581 p/12(u - 10) = 0,5921 + k2p ∨ p/12(u - 10) = p - 0,5921 + k2p u - 10 = 2,26 + 24k ∨ u - 10 = 9,74 + 24k u = 12,26 + 24k ∨ u = 19,74 + 24k Dat is op de tijdstippen 12:16 en 19:44 Daartussen is het warmer dan 10°C en dat is 448 minuten |
|
b. | De temperatuur daalt het
snelst als de grafiek door de evenwichtsstand omlaag gaat. Het beginpunt van deze sinusoïde is u = 10 en de periode is 24 De sinusoïde gaat bij u = 10 + 12 = 22 dus dalend door de evenwichtsstand. |
||
5. | a. | Evenwichtslijn is
x = 0 Amplitude is 1,2 Periode is 1/20 minuut is 3 seconden. Dus in de formule staat 2π/3 Beginpunt is in het minimum, dus we maken er een gespiegelde cosinus van. x(t) = -1,2 • cos(2πt/3) |
|
b. | xQ
= 4 + 3cos(1/3πt). Evenwichtslijn x = 4 Amplitude 3 periode: in 3 seconden komen 15 tanden voorbij (wiel 1) dus 30 tanden duurt 6 seconden. In de formule staat daarom 2π/6 = 1/3π Beginpunt is in het maximum, dus een cosinusfunctie |
||
c. | 4 + 3cos(1/3πt)
= 2,5 3cos(1/3πt) = -1,5 cos(1/3πt) = -0,5 1/3πt = 1/3π + k2π ∨ 1/3πt = 2π - 1/3π + k2π t = 1 + k • 6 ∨ t = 5 + k • 6 |
||
d. | Evenwichtslijn is
y = 0 Amplitude is 3 Periode is 6 seconden, dus in de formule staat daarom 2π/6 = 1/3π Beginpunt in 0 en gaat omhoog, dus we nemen een gewone sinus y = 3sin(1/3πt) 2 = 3sin(1/3πt) sin(1/3πt) = 2/3 1/3πt = 0,73 + k2π ∨ 1/3πt = π - 0,73 + k2π t = 0,70 + k • 6 ∨ t = 2,30 + k • 6 |
||
6. | a. | 50 + 50sin(0,1904t)
= 10 50sin(0,1904t) = -40 sin(0,1904t) = -0,8 0,1904t = -0,93 + k2π ∨ 0,1904t = π - - 0,93 + k2π t = -4,87 + k • 33 ∨ t = 21,37 + k • 33 |
|
b. | 50 + 50sin(0,2244t)
= 80 50sin(0,2244t) = 30 sin(0,2244t) = 0,6 0,2244t = 0,644 + k2π ∨ 0,2244t = π - 0,644 + k2π t = 2,87 + k • 28 ∨ t = 11,13 + k • 28 Hoger dan 80% is tijdens de eerste periode op de dagen t = 3, 4, 5, 6, ..., 11 en dat zijn er 9 Een periode duurt 28 dagen dus in een jaar zijn er 365/28 =13 periodes. Dan zal E 13 • 9 = 117 dagen hoger dan 80% zijn. |
||