Š h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

     
1. a. y = 2√(x2 + 3x) = 2(x2 + 3x)0,5
y ' = 0,5 • 2 • (x2 + 3x)-0,5 • (2x + 3)
y ' = (2x + 3)/√(x2 + 3x)
       
  b. f(x) = (2x3 - x)5 
f ' = 5(2x3 - x)4 • (6x2 - 1)
       
  c. f(x) = 6/(6x + 8)˛ = 6 • (6x + 8)-2
f ' = -2 • 6 • (6x + 8)-3 • (6) = -72/(6x + 8)3
       
  d. y = (2x + 3) • √(2x + 3) = (2x + 3)1,5
y ' = 1,5 • (2x + 3)0,5 • 2 
y ' = 3√(2x + 3)
       
  e. y = 3(x2 + 4x - 6)3 
y ' = 9(x2 + 4x - 6)2 • (2x + 4)
       
  f. y1/(4xŗ - 2x) + 3x2 = (4x3 - 2x)-1 + 3x2
y ' = -1 • (4x3 - 2x)-2 • (12x2 - 2) + 6x
       
  g. f(x) = 6 - (4 - x)4 
f ' = -4(4 - x)3 • -1  = 4 • (4 - x)3
       
  h. f(x) = √(1 + √x)) = (1 + x0,5)0,5
f ' = 0,5 • (1 + x0,5)-0,5 • 0,5x-0,5
f ' = 0,25/(√x • √(1 + √x))
       
2. f(x) = (2x - x4 )3
f ' = 3(2x - x4)2 • (2 - 4x3)
f '(1) = 3 • (2 - 1)2 • (2 - 4) = -6  dus de raaklijn is y = -6x + b
f
(1) = (2 - 1)3 = 1
1 = -6 • 1 + b  geeft  b = 7
De raaklijn is de lijn y = -6x + 7
       
3. De helling van de lijn is 2, dus moet de helling van de grafiek in het raakpunt ook 2 zijn
f(x) = (4x - 5)0,5  dus f '(x) = 0,5 • (4x - 5)-0,5 • 4 = 2(4x - 5)-0,5
f '= 2 geeft dan   2(4x - 5)-0,5 = 2 
⇒ (4x - 5)-0,5 = 1 
⇒  4x - 5 =  1
⇒  4x = 6 
⇒  x = 1,5
In het raakpunt is x = 1,5 en dan is y = √(4 • 1,5 - 5) = √1 = 1
Het raakpunt is dus R = (1.5, 1) en de lijn y = 2x + b moet daar doorheen gaan:
1 = 2 • 1,5 +
 b = -2
       
4. a. P'(t) = P'(V) • V'(t)
P'(t) = -V-2 • V'(t)
P' (5) = -0,5-2 • 0,20 = -0,8
       
  b. V = 1/P
V'(t) = -P-2 • P'(t)
V'(10) = -1,25-2 • 0,3 = -0,192
       
5. de plas is een cilinder met inhoud V = πr2 • 0,1
V ' = 2πr • 0,1 • r'
V ' = 2π • 800 • 0,1 • 100 ≈ 50265 mm3 per minuut
       
6. a. 5 = 20 - √(10 + h2)
√(10 + h2) = 15
10 + h2 = 225
h2 = 215
h = √215 = 14,66 dus dat is 1466 meter
       
  b. T = 20 - √(10 + h2) = 20 - (10 + h2)0,5
T ' = -0,5(10 + h2)-0,5 • 2h
T '(6) = -0,5 • 46-0,5 • 12 = -0,88
De temperatuur daalt met 0,88 ēC per 100 m, dat is  0,0088 ēC/m
       
  c. h(t) = 20 + 0,1 • (t - t2)
h ' = 0,1 • (1 - 2t)
Dat is voor t = 0 positief, dus neemt h toe.
Vanaf t = 0,5 wordt h ' negatief en daalt de parachutist.
       
  d. h ' = -0,90  want h is in honderden meters.
0,1 • (1 - 2t) = -0,90
1 - 2t = -0,9
2t = 1,9
t = 0,95 sec.
       
  e. T'(t)  = T '(h) • h'(t)
op t = 5  is  h = 18 en h ' = -0,9   en T'(h)-0,5(10 + 182)-0,5 • 2 • 18 = -0,9849
T '(5) = -0,9849 • -0,9 = 0,886  ēC/sec
       
7. g ' =  3 • (px + 4)2 • p
g'
(0) = 3 • 16 • p = 10
48p = 10
p = 4,8
       
8. a. V(n) = 0,08√(0,1n3 + 10n) = 0,08 • (0,1n3 + 10n)0,5
V ' = 0,5 • 0,08 • (0,1n3 + 10n)-0,5 • (0,3n2 + 10)
V ' = (0,012n2 + 0,4)/√(0,1n3 + 10n)
De teller is altijd positief (een kwadraat plus iets), de noemer is altijd positief (een wortel),
dus de afgeleide is positief, dus de functie is stijgend.
       
  b.
       
  c. V/n = 0,08(0,1n + 10n-1)0,5
de afgeleide is:   0,5 • 0,08 • (0,1n + 10n-1)-0,5 • (0,1 - 10n-2) = 0
alleen dat laatste stuk kan nul worden:   0,1 - 10n-2 = 0
0,1n2 - 10 = 0
n2 = 100
n = 10, dus dat zijn 10000 inwoners
       
  d. V(n) = 0,08√(0,1n3 + 10n)
n(t) = 2 + 0,1t2  dus  n (15) = 24,5
V ' = (0,012n2 + 0,4)/√(0,1n3 + 10n)
V'
(15) =  (0,012 × 24,52 + 0,4)/√(0,1 × 24,53 + 10 × 24,5) = 0,0044 × n'(15)
n'
= 0,2t  dus  n '(15) = 3
V '(15) = 0,0044 × 3 = 0,0132  dus dat zijn 13,2 duizend kilo (13200 kg)