© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | Loodrecht op y
= 2x + 4 betekent a • 2 = -1 dus a =
-0,5 (2, 6) invullen: 6 = -0,5 • 2 + b geeft b = 7 Het is de lijn y = -0,5x + 7 |
|
b. | Loodrecht op y
= -5x + 2 betekent a • -5 = -1 dus a =
0,2 (-4, -2) invullen: -2 = 0,2 • -4 + b geeft b = -1,2 Het is de lijn y = 0,2x - 1,2 |
||
c. | Loodrecht op y = -0,5x
+ 4 betekent a • -0,5 = -1 dus a = 2 (2, 2) invullen: 2 = 2 • 2 + b geeft b = -2 Het is de lijn y = 2x - 2 |
||
2. | een lijn door (2, 8)
en (-3, 6) heeft hellinggetal (6 - 8)/(-3
- 2)
= -2/-5 = 0,4 een lijn door (1, 6) en (3, 1) heeft hellinggetal (1 - 6)/(3 - 1) = -5/2 = -2,5 0,4 • -2,5 = -1 dus de lijnen staan WEL loodrecht op elkaar. |
||
3. | Lijn l gaat door (-4, 6) en
(-2, p) dus heeft hellinggetal (p
- 6)/(-2 - - 4) = (p
- 6)/2
= 0,5p - 3 Lijn m gaat door (p , 3) en (8, 1) dus heeft hellinggetal (1 - 3)/(8 - p) = -2/(8 - p) Dat moet vermenigvuldigd -1 opleveren: (0,5p - 3) • -2/(8 - p) = -1 Vermenigvuldig met (8 - p): -2(0,5p - 3) = -(8 - p) -p + 6 = -8 + p 14 = 2p p = 7 |
||
4. | a. | De afstand van
(7, 16) tot M(2, 4) kun je met Pythagoras berekenen: √(52 + 122 ) =
√169 = 13 Dat is precies de straal van de cirkel dus ligt (7, 16) op de cirkel. |
|
b. | De lijn van (7, 16)
naar (2, 4) heeft hellinggetal (16 - 4)/(7 -
2) = 12/5 De raaklijn staat daar loodrecht op dus voor de helling daarvan geldt a • 12/5 = -1 De raaklijn heeft helling a = -5/12 en is dus de lijn y = -5/12x + b punt (7, 16) moet daar op liggen: 16 = -5/12 • 7 + b geeft b = 227/12 De raaklijn is de lijn y = -5/12x + 227/12. |
||
5. | De straal is 5, dus
A = (-5,0) en B = (5, 0) De helling van AC is dan (4 - 0)/(3 - - 5) = 4/8 = 0,5 De helling van BC is dan (4 - 0)/(3 - 5) = 4/-2 = -2 -2 • 0,5 = -1 dus staan AC en BC loodrecht op elkaar. |
||