© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | (4, 6) en (-6, 1) Het midden is M = (-1, 3.5) De helling is -5/-10 = 0,5 Loodrecht daarop is helling -2 y = -2x + b door (-1, 3.5) geeft b = 1,5 De middelloodlijn is de lijn y = -2x + 1,5 |
|
b. | (1,8) en (-4, -4) Het midden is M = (-1.5, 2) De helling is -12/-5 = 2,4 Loodrecht daarop is helling -5/12 y = -5/12x + b door (-1.5, 2) geeft b = 11/8 De middelloodlijn is de lijn y = -5/12x + 11/8 |
||
2. | A(3, 2) en B(7,4) en
C(4,8) Middelloodlijn van AB: M = (5, 3) De helling is 2/4 Loodrecht daarop is helling -2 De lijn y = -2x + b door (5, 3) geeft b = 13 De middelloodlijn is y = -2x + 13 Middelloodlijn van BC: M = (5.5, 6) De helling is 4/-3 Loodrecht daarop is helling 0,75 y = 0,75x + b door (5.5, 6) geeft b = 1,875 De middelloodlijn is y = 0,75x + 1,875 Snijpunt: -2x + 13 = 0,75x + 1,875 2,75x = 11,125 x = 89/22 en dan is y = 54/11 Het middelpunt van de cirkel is M(4.04545, 4.9091) De straal is de afstand MA: √(1,045452 + 2.90912) ≈ 3,09 |
||
3. | Leg een lijn door P
loodrecht op de lijn y = 4x + 1 Die heeft dan helling -1/4 (loodrecht op helling 4) 3 = -1/4 · 9 + b geeft b = 51/4, dus de lijn is y = -1/4x + 51/4 snijden met y = 4x + 1 : 4x + 1 = -1/4x + 51/4 41/4x = 41/4 x = 1 en dan is y = 5 en het snijpunt M = (1, 5) Van P(9, 3) naar M(1,5) is 8 naar links en 2 omhoog. Vanaf M weer 8 naar links en 2 omhoog geeft punt Q = (-7, 7) |
||
4. | a. | Even ver van S als van F, dan ligt het op de middelloodlijn van SF. Dat is punt P in de tekening hiernaast. | |
b. | Halverwege:
dan ligt het bootje op een cirkel c met middelpunt M en straal de
helft van het meer. De afstand tot beide eilandjes is gelijk, dus ligt het bootje op de middelloodlijn m van MF. Dat geeft twee mogelijke snijpunten. Dezen met M verbinden en doortrekken levert op het land de mogelijke punten P en Q. Zie de figuur hiernaast. |
||