© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
![]() |
|||
1. | a. | x2
+ y2 - 6y + 1 = 0 x2 + y2 - 6y + 9 - 9 + 1 = 0 x2 + (y - 3)2 = 8 Het middelpunt is (0, 3) Een lijn loodrecht op rc -1 heeft rc 1 Lijn door M met rc 1: y = x + 3 snijden met de cirkel: x2 + (x + 3)2 - 6(x + 3) + 1 = 0 x2 + x2 + 6x + 9 - 6x - 18 + 1 = 0 2x2 - 8 = 0 x2 = 4 x = 2 ∨ x = -2 Dat geeft de raakpunten (2, 5) en (-2, 1) Dat geeft de raaklijnen y = -x + 7 en y = -x - 1 |
|
2, | a. | x2
- 2x + y2
- 4y = 36 x2 - 2x + 1 - 1 + y2 - 4y + 4 - 4 = 36 (x - 1)2 + (y - 2)2 = 41 middelpunt is M = (1, 2) MR gaat door (1,2) en (5, 7) a = (7 - 2)/(5 - 1) = 5/4 De raaklijn staat daar loodrecht op, dus heeft helling -4/5 en gaat door (5,7) 7 = -4/5 • 5 + b geeft b = 11 en de raaklijn is dan y = -4/5x + 11 |
|
b. | x2 + y2
- 8y + 8 = 0 x2 + y2 - 8y + 16 - 16 + 8 = 0 x2 + (y - 4)2 = 8 middelpunt is M(0, 4) MR gaat door (0, 4) en (-2, 2) a = (4 - 2)/(0 - -2) = 1 De raaklijn staat daar loodrecht op en heeft helling -1 en gaat door (-2, 2) 2 = -1 • -2 + b geeft b = 0 en de raaklijn is dan y = -x |
||
3. | MA
staat loodrecht op l dus AM heeft helling -4/3 A = (4, 3) dus voor AM geldt 3 = -4/3 • 4 + b en dat geeft b = 81/3 MA is de lijn y = -4/3x + 81/3. M ligt bij x = 5, dus y = -4/3 • 5 + 81/3 = 5/3 M = (5, 5/3) en A = (4, 3) dus AM = √((5 - 4)2 + (5/3 - 3)2) = 5/3 De straal van de cirkel is gelijk aan de y-coördinaat van M dus c raakt de x-as |
||
4. | Lijn l heeft
vergelijking y = 0,5x c is de cirkel met middelpunt (-2, 6) en straal √5. Als l de cirkel raakt in punt R dan heeft de lijn MR helling -2 y = -2x + b door (-2, 6) geeft b = 2 dus MR is de lijn y = -2x + 2 De cirkel heeft vergelijking (x + 2)2 + (y - 6)2 = 5 Snijden met MR: (x + 2)2 + (-2x - 4)2 = 5 x2 + 4x + 4 + 4x2 + 16x + 16 = 5 5x2 + 20x + 15 = 0 x2 + 4x + 3 = 0 (x + 3)(x + 1) = 0 x= -3 ∨ x = -1| x = -3 geeft y = 8 x = -1 geeft y = 4 De lijn raakt de cirkel voor het eerst in (-1, 4) De lijn gaat oorspronkelijk door (-1, -0,5) De lijn moet dus 4,5 omhoog geschoven worden. |
||
5. |
k is de lijn
y = 2 + 4x |
||
6. | MA
= MB = 3 dus de straal van de cirkel is 3. MA en MB staan loodrecht op de y-as (want het is een halve cirkel) dus M = (0, 3) De cirkel heeft dan als vergelijking x2 + (y - 3)2 = 9 MK is evenwijdig aan OP dus heeft helling 1 MK is de lijn y = x + 3 Snijden met de cirkel: x2 + (x + 3 - 3)2 = 9 2x2 = 9 x2 = 4,5 xK = √4,5 Dan is yK = 3 + √4,5 |
||
7. | a. | y
= 2x + 2 invullen in de cirkelvergelijking: x2 + (2x + 2)2 = 6x + 6(2x + 2) - 13 x2 + 4x2 + 8x + 4 = 6x + 12x + 12 - 13 5x2 - 10x + 5 = 0 x2 - 2x + 1 = 0 (x - 1)2 = 0 x = 1 y = 2 • 1 + 2 = 4 Het raakpunt is (1, 4) |
|
b. | Dan
moet het middelpunt M even ver van S (en T) als van
O afliggen x = 0 geeft y = 2 • 0 + 2 = 2 dus T = (0, 2) y = 0 geeft 2x + 2 = 0 dus x = -1 dus S = (-1, 0) M = (-0.5, 1) MS = √(0,52 + 12) = √1,25 OM = √(0,52 + 12) = √1,25 Dat is inderdaad gelijk, dus O ligt op de cirkel. OF OTS is een rechthoekige driehoek, en dat is de helft van een rechthoek M is het midden van de cirkel en van de rechthoek. De diagonalen van een rechthoek delen elkaar doormidden dus OM = OT = OS Dus O ligt op de cirkel d. |
||
8. | a. |
(x
- 8)2 + (y
- 7)2 = 65 y = 0 geeft (x - 8)2 + 49 = 65 dus x = 4 ∨ x = 12 dus Q = (4, 0) (PQ heeft helling -3/2 dus de raaklijn in R heeft helling 2/3 ) Lijn door M met helling -3/2 : y = -3/2x + 19 Snijden met de cirkel: (x - 8)2 + (-3/2x + 12)2 = 65 x2 - 16x + 64 + 9/4x2 - 36x + 144 = 65 13/4x2 - 52x + 143 = 0 x = (52 ± Ö845)/6,5 = 8 - 2Ö5 y = 7 + 3Ö5 |
|
b. |
midden PR = (1.765, 9.855) afstand van dit punt tot M is Ö(6.2352 + 2.8552) |
||
9. | a. | het
middelpunt is (4, 4) dus j is de lijn x = 4 snijpunt van k en j: y = -2/3 ·4 + 8 = 51/3 dus S = (4, 51/3) OS heeft rc (51/3 / 4) = 4/3 dus is de lijn y = 4/3x snijpunt van m en y = 8: 4/3x = 8 dus y = 6 |
|
b. | P(12,
0) en Q(6, 8) PQ heeft rc (8 - 0)/(6 - 12) = -4/3 y = -4/3x + b geeft met punt (12, 0) dat 0 = -4/3·12 + b dus b = 16 PQ is de lijn y = -4/3x + 16 snijden met de cirkel: (x - 4)2 + (-4/3x + 12)2 = 16 x2 - 8x + 16 + 25/9x2 - 32x + 144 = 16 25/9x2 - 40x +144 = 0 25x2 - 360x + 1296 = 0 de discriminant is 3602 - 4·25 ·1296 = 0 de discriminant is nul, dus de vergelijking heeft maar één oplossing. PQ en de cirkel hebben dus maar één snijpunt dus PQ raakt de cirkel. |
||