© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||
1. | a. | De basisgrafiek was y =
√x Translatie 3 naar links geeft y = √(x + 3) Spiegelen in de x-as geeft y = -√(x + 3) Translatie 5 omhoog geeft y = 5 - Ö(x + 3) De translatie moet na de spiegeling. Domein [3, →〉 Bereik 〈←, 5] |
|
b. | De basisgrafiek was y =
√x Translatie 4 naar rechts geeft y = √(x - 4) Vermenigvuldigen tov de y-as met factor 0,5 geeft y = √(2x - 4) Dat moet in deze
volgorde. |
||
c. | De basisgrafiek was y =
x2 Translatie 4 naar links geeft y = (4 + x)2 Spiegelen in de y-as geeft y = (4 - x)2 Vermenigvuldiging tov de x-as met factor 2 geeft y = 2(4 - x)2 Translatie 1 omhoog geeft y = 1 + 2(4 - x)2 de translatie naar links moet voor de spiegeling.
|
||
2. | a. | y =
√x 2 omlaag: y = √x - 2 3 naar rechts: y = √(x - 3) - 2 afstand tot de x-as verdubbelen: y = 2 • (√(x - 3) - 2) = 2√(x - 3) - 4 |
|
b. | y = x2
spiegelen in de x-as: y = -x2 3 omhoog schuiven: y = -x2 + 3 afstand tot de y-as 3 keer zo groot: y = -(1/3x)2 + 3 = -1/9x2 + 3 |
||
3. | A en B: maakt
WEL uit. Als je eerst opzij schuift en dan verdubbelt, dan wordt die
verschuiving ook verdubbeld A en C: maakt NIET uit: opzij schuiven en omhoog/omlaag schuiven beïnvloeden elkaar niet. A en D: maakt NIET uit horizontale beweging en verticale beweging (spiegelen) beïnvloeden elkaar niet. B en C: maakt NIET uit horizontale beweging en verticale beweging (spiegelen) beïnvloeden elkaar niet. B en D: maakt NIET uit horizontale beweging en verticale beweging (spiegelen) beïnvloeden elkaar niet. C en D: maakt WEL uit. als je eerst omlaag schuift en dan spiegelt, dan wordt dat omlaag geschoven deel ook gespiegeld. |
||
4. | Het randpunt is (1,
3) Daaruit volgt dat de grafiek 1 naar rechts en 3 omhoog is geschoven. Dus a = 3 en c = -1 Verder gaat de grafiek bijv. door het [punt (2, 5) 5 = 3 + b√(2 - 1) 2 = b |
||
5. | a. | Dat is het snijpunt
van beide grafieken: 2 +
√(4 - 2x) = 2
- √(2x
- 4) √(4 - 2x) = -√(2x - 4) Wortels zijn nooit negatief, dus dat kan alleen als die wortels beiden nul zijn Dat geeft x = 2 en daarna y = 2 dus Q = (2, 2) en de hoogte is 2. |
|
b. |
begin met √x schuif hem 4 naar rechts: √(x - 4) vermenigvuldig tov y-as met factor 0,5: √(2x - 4) spiegel in de x-as -√(2x - 4) schuif hem 2 omhoog: 2 - √(2x - 4) |
||
c. | Schuif PQ 2 naar
links en 2 omlaag, dan komt het punt Q in de oorsprong. (De formule is dan y = √(-2x) Spiegel nu in de x-as en in de y-as (de formule is dan y = -√(2x)) Schuif nu weer 2 naar rechts en 2 omhoog, dan komt punt Q weer op zijn "oude plaats". (de formule is dan die van QR) |
||