|
|||||
1. | a. | ||||
b. | |||||
c. | |||||
d. | |||||
e. | twee staartdelingen: | ||||
f. | |||||
=-1/4·8 = -1/32 | |||||
g. | twee staartdelingen: | ||||
h. | twee staartdeliungen: | ||||
2. | |||||
Dan is tan(2x)/tan(x) = 2/(1 - tan2x) | |||||
a. | Asymptoten bij
tan2x = 1 en dat is bij x =
1/4π
+ k1/2π Ophefbare discontinuïteit bij tanx = 0 en dat is bij x = 0 + kπ Als tanx oneindig groot wordt, dan wordt 2/(1 - tan2x) gelijk aan 0 Dat betekent dat er ook ophefbare discontinuïteiten zijn bij x = 1/2p + kπ |
||||
b. | Je vindt de toppen
als de afgeleide nul is: -2 • (1 - tan2x)-2 • -2tanx • (tan2x + 1) = 0 dat kan alleen als tanx = 0, dus bij x = 0 + kπ Maar daar bestaat de functie niet, dus is er een ophefbare discontinuïteit. 2/(1 - tan20) = 2 en 2/(1-tan2p) = 0 dus die ophefbare discontinuïteiten zijn de punten (0 + k2π, 2) en (π + k2π, 0) De functie kan dus de waarden [0, 2] NIET aannemen. |
||||
3. | a. | -1
≤ cos(1/x)
≤ 1 -x3 ≤ x3 • cos(1/x) ≤ x3 de rechter- en de linkerfunctie gaan beiden naar nul als x naar nul gaat, dus de middelste ook. |
|||
b. | -1 < sin(π/x)
< 1 e-1 < esin(π/x) < e1 xe-1 < x esin(π/x) < xe1 de rechter- en de linkerfunctie gaan beiden naar nul als x naar nul gaat, dus de middelste ook. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |