© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1 a. │2x + 6│ =  2x + 6  voor  x  > -3  en dan is  f '(x) = 2

│2x + 6│ = -2x - 6  voor  x 
£  -3  en dan is  f '(x) = -2

de limiet van f '  van de onderkant naar -3 is niet gelijk aan de limiet van f ' van de bovenkant naar -3, dus is de functie niet differentieerbaar in x = 3
       
  b. f(x) = (x - 1)2/3
f '(x) = 2/3 · (x - 1)-1/3

Als x naar 1 gaat, dan gaat f ' naar  ±  dus  f '  heeft een  verticale asymptoot, dus f is niet differentieerbaar in x = 1
       
  c. 12 + 4 = 5 en   2 · 1 + 3 = 5  dus de functie is wel continu voor x = 1
x > 1:  f '(x) = 2x  en  f '(1) = 2
x < 1:  f '(x) = 2
de functie is dus ook differentieerbaar in x = 2
       
  d. 23  + 1 = 9  en   3 · 22 = 12
de functie is dus niet continu in x = 2,   dus kan ook niet differentieerbaar zijn.
       
2. de functie moet continu zijn voor x = 1, dus moet gelden   a + ln1 = b · 12  ofwel  a = b
de functie moet differentieerbaar zijn voor x = 1 dus moet gelden  1/x = 2bx  ofwel  1/1 = 2b
samen geeft dan a = b = 1/2.
       
3. de voorwaarde voor continuïteit in x = -3 is:    a + b · (-3)2 =  a · (-3)2   + b  ofwel  a + 9b = 9a + b 
dat geeft   8a = 8b  dus  a = b 

voor differentieerbaarheid moeten de afgeleides ook gelijk zijn:
2bx = 2ax  geeft bij x = -3  weer  a = b 

kortom:  zolang geldt a =  b  is de functie differentieerbaar, en dat zijn oneindig veel mogelijkheden. 
       
4. continuïteit bij x = 1:    √(a + b) = 1 - a 

afgeleides bij x = 1:     a/2√(ax + b) = 2x  en voor x = 1 geeft dat  a/2√(a + b) = 2  ⇒  √(a + b) = 0,25a

de tweede invullen in de eerste geeft  0,25a  = 1 - a  dus  a = 0,8
dan geeft de eerste vergelijking  √(0,8  + b) = 0,2   b =  -0,76   
       
5. continuïteit bij x = 4:   √(25 - 16) = 4a +  4a + b = 3
continuïteit bij x = -4:   geeft dezelfde voorwaarde.

afgeleides bij x = 4:   -2x/2√(25 - x²) =  -2x = a • 2√(25 - x²) ⇒  -8 = 6a ⇒  a = -4/3
afgeleides bij x = 4:   -2x/2√(25 - x²) = -a   -2x = -a • 2√(25 - x²) ⇒  8 = -6a ⇒  a = -4/3

a = -4/3  geeft dan   4-4/3 + b = 3  ⇒  b = 25/3
       
6. functiewaarden zijn gelijk bij x = 0:
a • 02 + 2 • 0 + b = a + sin(2b • 0)
b = a

afgeleides zijn gelijk bij x = 0:
2ax + 2 = 2b • cos2bx
2a • 0 + 2 = 2b • cos(2b • 0)
2 = 2b
b
= 1
dus is ook a = 1
       
       
7. a. Als de functie continu is dan moeten beide delen bij x = 1 dezelfde waarde opleveren:
12 + 1 = (1 + lna)/1
2 = 1 + lna
lna = 1
a = e
       
  b. de afgeleides bij x = 1:
van de onderkant:  f '  = 2x = 2 • 1 = 2
van de bovenkant (met de quotiëntregel en de kettingregel):
 
   
    als a = e is die afgeleide gelijk aan -1, en dat is niet gelijk aan 2, dus is de functie niet differentieerbaar.
       
8. voor  x < 0 geldt  f(x) =  2 - √(2x + 4)   (want dan is het positief)
voor x > 0 geldt  f(x) = -2 + √(2x + 4)

beide functiewaarden geven 0  voor x = 0 dus de functie is wel continu in x = 0.

dan de afgeleides:
voor x < 0 is   f '(x) = -2/2√(2x + 4)  en dan is  f '(0) = -1/2
voor x < 0 is   f '(x) = 2/2√(2x + 4)  en dan is  f '(0) = 1/2

Dat is niet gelijk dus de functie is niet differentieerbaar in x = 0
       
9. a. h is de functie die eerst volgens g  loopt, en bij het punt  x = p overstapt op f
Als h continu is, dan moeten f en g dus bij dat overstappunt elkaar snijden.
x3 - 4x  =  2 - x
x(x2 - 4) = (2 - x)
x(x - 2)(x + 2) = -(x - 2)
x- 2 = 0  ∨  x(x + 2) = -1
x = 2  ∨  x2 + 2x + 1 = 0
x = 2  ∨  (x + 1)2 = 0
x = 2  ∨  x = -1
Dus hp is continu voor p = -1 ∨  p = 2
       
  b. h is differentieerbaar als in het overstappunt de hellingen van f en g  óók gelijk zijn.
f '(2) = 4  en  g '(2) = -1
f '(-1) = -1  en  g '(-1) = -1
Dus hp is differentieerbaar voor p = -1
       
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)