|
|||||
1. | a. | P= (2, 4) en Q =
(1,1) dus PQ heeft helling 3 PQ heeft vergelijking y = 3x + b en moet door (1,1) gaan, dus 1 = 3 • 1 + b ⇒ b = -2 PQ is dus de lijn y = 3x - 2 y = 2 geeft dan 2 = 3x - 2 ⇒ 3x = 4 ⇒ x = 4/3 y = 2 geeft met y = x2 dat x2 = 2 ⇒ x = √2 Afstand ST is dan √2 - 4/3 = 0,08 |
|||
b. | Q = (a, a2
) en P = (2, 4) r.c. = Δy/Δx = (4 - a²)/(2 - a) = (2 - a)(2 + a)/(2 - a) = 2 + a |
||||
c. | PQ is de lijn y
= (2 + a)x + b en die moet door P(2, 4) gaan. 4 = (2 + a) • 2 + b 4 = 4 + 2a + b b = -2a PQ is dus y = (2 + a) • x - 2a S ligt op y = 2: 2 = (2 + a) • xS - 2a 2 + 2a = (2 + a) • xS xS = (2 + 2a)/(2 + a) 2 - 2/(2 + a) = 2(2 + a)/(2
+ a) - 2/(2 + a) =
(4 + 2a)/(2 + a) - 2/(2
+ a) = (2 + 2a)/(2 + a)
|
||||
d. | T = (√2,
2) en xS = 2 - 2/(2 + a) ST = √2 - (2 - 2/(2 + a)) ST = 0,01 √2 - 2 + 2/(2 + a) = 0,01 2/(2 + a) = 0,01 + 2 - √2 ≈ 0,59579 2 + a = 2/0,59579 = 3,3569 ≈ 3,36 a = 1,36 Dus voor 1,36 < a < 1,41 (dat is √2), is de waarde van ST kleiner dan 0,01. |
||||
2. | Dan moet gelden
3√x = 2 • x2 9x = 4x4 4x4 - 9x = 0 x(4x3 - 9) = 0 x = 0 ∨ 4x3 = 9 x = 0 ∨ x3 = 9/4 = 2,25 x = 0 ∨ x = (2,25)1/3 |
||||
3. | Noem die lengte L dan
geldt: L(x) = ex -
e2x Dat is maximaal als de afgeleide ervan nul is. L' = ex - 2e2x = 0 ex(1 - 2ex) = 0 ex = 0 ∨ 1 - 2ex = 0 ex = 0 kan niet dus blijft over: 2ex = 1 ⇒ ex = 1/2 ⇒ x = ln(1/2) Dan is L = eln0,5 - e2ln0,5 = 0,5 - 0,52 = 1/4. |
||||
4. | a. | f - g =
1/6 (want voor a > 1 ligt f
boven g) 1/x - 1/x2 = 1/6 x - 1 = 1/6 • x2 6x - 6 = x2 x2 - 6x + 6 = 0 ABC-formule: x = (6 ± √(36 - 24))/2 = (6 ± √12)/2 = (6 ± 2√3)/2 = 3 ±√3 |
|||
b. | 1/√b
- 1/b moet maximaal zijn, dus moet de
afgeleide ervan nul zijn. 1/√b - 1/b = b-0,5 - b-1 De afgeleide is dan -0,5b-1,5 + b-2 = 0 Vermenigvuldig met b2 : -0,5b0,5 + 1 = 0 0,5b0,5 = 1 b0,5 = 2 b = 4 Dan is de lengte 1/√4 - 1/4 = 1/2 - 1/4 = 1/4 |
||||
5. | B = (p,
2p3) dus met Pythagoras geeft dat, dat BO = √(p2 + (2p3)2) AO = 3p Dus moet gelden: √(p2 + (2p3)2) = 3p p2 + 4p6 = 9p2 4p6 - 8p2 = 0 4p2(p4 - 2) = 0 p = 0 ∨ p4 = 2 p = 0 ∨ p = ± 21/4 de gezochte oplossing is p = 21/4 |
||||
6. | |||||
er
geldt f(p) = f(4p) zie de
figuur. | lnp | = | ln(4p) | Dat geeft: lnp = ln4p of lnp = -ln(4p) De eerste heeft geen oplossing. lnp
= -ln(4p) = -ln4 - lnp |
|||||
7. | a. | M
is het midden van AS dus g ontstaat uit f door een
vermenigvuldiging tov de y-as met factor 0,5 Dan is g(x) = √(2x) xA = 1 = xN yN = √(2 • 1) = √2 |
|||
b. | A
= (1,1) OA = √(12 + 12) = √2 B = (b, √b) AB = √((b - 1)2 + (√b - 1)2) OA = AB geeft √2 = √((b - 1)2 + (√b - 1)2) Invoeren in de GR bij Y1 en Y2 en dan intersect geeft b = 2,31 |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |