|
|||||
1. | a. | t = 6 en C =
64 geeft 64 = 60 • 6/9 + I/5 64 = 40 + I/5 24 = I/5 I = 120 |
|||
b. | I = 80 en
C = 55 geeft 55 = 60 • t/(t +
3) + 80/5 55 = 60 • t/(t + 3) + 16 39 = 60 • t/(t + 3) 39(t + 3) = 60t 39t + 117 = 60t 117 = 21t t = 5,57 uur. Als t oneindig groot wordt, dan nadert 60 • t/(t + 3) naar 60 Dus dan nadert C naar 60 + 80/5 = 76 Hij/zij zal altijd minder dan een 7,6 halen. |
||||
c. | t = 2 is de lijn
C = 24 + I/5 t = 3 is de lijn C = 30 + I/5 t = 5 is de lijn C = 37,5 + I/5 Dat geeft de volgende figuur: |
||||
|
|||||
d. | Als t oneindig
groot wordt gaat 60t/(t + 3)
naar 60 maar omdat C kleiner dan 100 moet zijn, is dus I/5 kleiner dan 40 Dan is I < 200 |
||||
2. | a. | BAGman =
0,01241• h • p • m −1
− 0,017 • t m = 79, p = 5, h = 3 • 30 = 90 en t = 41/6 invullen geeft BAG = 0,01241 • 90 • 5 • 79-1 - 0,017 • 41/6 = 0,070690 - 0,070833 = 0,000143 dat is verwaarloosbaar klein. |
|||
b. | man: m =
85, p = 12.5, h = 45 0,05 = 0,01241 • 45 • 12,5 • 85-1 - 0,017t 0,05 = 0,0821 - 0,017t 0,017t = 0,0321 t = 1,89 uur. vrouw: m = 68, p = 12,5, h = 30 0,05 = 0,01535 • 30 • 12,5 • 68-1 - 0,016t 0,05 = 0,0847 - 0,016t 0,016t = 0,0347 t = 2,17 uur De man mag als eerste weer een auto besturen. |
||||
c. | m = 83,
p = 5 geeft 0,05 =
0,01241 • h • 5
• 83-1 0,05 = 0,000748h h = 66,88 dat zijn dus 66,88/30 = 2,2 flesjes. |
||||
3. | a. | 12 = 10 • 67/d ⇒ 12 = 670/d ⇒ d = 670/12 = 56 micrometer. | |||
b. | Rhuismerk
= 10 • 30/50 = 6 dus 6 m2 kost 21 euro, en dat is per m2 21/6 = 3,50 euro. Rtopmerk = 10 • 40/50 = 8 |
||||
c+d |
|
||||
4. | a. | Bijv. N = 100
geeft 100 = 150 - 10P+ 0,4R 10P = 0,4R + 50 P = 0,04R + 5 en dat is de getekende rode lijn. De rest gaat precies zo.... |
|||
|
|||||
b. | R = 50 en N = 60
geeft 60 = 150 - 10P + 0,4 • 50 60 = -10P + 170 10P = 110 P = 11 (had je ook uit bovenstaande grafiek kunnen aflezen...) |
||||
c. | Het getal 150 is het
snijpunt van het vlak met de N-as (immers dan is P = R = 0) Het getal -10 is de helling van de snijlijn van het vlak met het voorvlak NOP: de lijn die van N = 150 naar P = 15 loopt heeft helling -10. |
||||
d. | zie onderstaande figuur: de rode lijnen horen bij R = 50, het rode vlakdeel bij R > 50 | ||||
|
|||||
5. | a. | reuzenrad: 5
· 320 + 0,25
· 400 = 1700 surfer: 5 · 300 + 0,25 · 350 = 1587,50 spookhuis: 5 · 350 + 0,25 · 300 = 1825 draaimolen: 5 · 230 + 0,25 · 300 = 1225 breakdance: 5 · 450 + 0,25 · 500 = 2375 vliegend tapijt: 5 · 300 + 0,25 · 450 = 1612,50 |
|||
b. | S = 5 · O + 0,25 · E | ||||
c. | P hoort bij E = 300 en R tussen de 300 en 400, dus dat zal het spookhuis zijn. | ||||
d. | S wordt dan gewoon 50
hoger: S = 5 · O + 0,25
· E + 50 het hele vlak van de grafiek wordt dan 50 recht omhoog geschoven. |
||||
6. | a. | 70% van de totale
energiekosten is 0,7 · 37760 =
26432 Dat moet worden verdeeld over 2360 warmte-eenheden, dus per eenheid is dat 26432/2360 = 11,2 De rest van de kosten is 0,3 · 37769 + 3810 = 15138 dat wordt verdeeld pover 5936 m2 dus per m2 is dat 15138/5936 = 2,55 |
|||
b. | 0,9
· 37760 = 33984 verdelen over 2360 eenheden geeft 33984/2360 = 14,4 0,1 • 37760 + 3810 = 7586 verdelen over 5936 m2 is per m2 gelijk aan 7586/5936 = 1,28 Dat geeft de formule K = 14,4W + 1,28V |
||||
c. | 11,20W + 2,55V =
14,4W + 1,28V 2,55V - 1,28V = 14,4W - 11,20W 1,27V = 3,2W V = 3,2/1,27 • W = 2,52W |
||||
d. | Teken de lijn V = 2,52W waarbij
de kosten gelijk zijn. Dat is de blauwe lijn hiernaast. Daarboven is de nieuwe formule lager dan de oude (probeer bijv. het punt W = 0 en V = 20). Samen met de andere voorwaarden uit de opgave geeft dat het gebied hiernaast. |
||||
7. | a. | a = 2 en
b = 3 geeft b/a =
1,5 dus
β = 0,699. H = 5 geeft uit de grafiek q ≈ 22,5 Dat levert D = 0,447 • 0,699 • 2 • 22,5 = 14,06 mm dus dat is ongeveer 14 mm |
|||
b. | Dezelfde berekening
maar nu met H = 60 dus q = 35 geeft D = 0,447 • 0,699
• 2 • 35 = 21,87 Dat is 21,87 - 14 = 7,87 mm dikker en dat is 7,87/14 • 100 = 56% dikker. |
||||
c. | Van de vergelijking
D = 0,447 ×
β × a × q
is q van de hoogte afhankelijk dus constant (bijna 40). Het gaat er dus om hoe groot β • a is Maar als je b zo groot mogelijk maakt, dan wordt b/a ook heel groot en dan blijft b gelijk aan 0,865 a wordt dan steeds kleiner, dus a • b ook. Je krijgt de kleinste dikte door b zo groot mogelijk te nemen. Dat is b = 6 (a moet minstens 1 zijn) dan is b/a = 6 en β = 0,865 a • β = 0,865 Dat is kleiner dan vierkante ruiten: dan is b/a = 1 dus a = b = √6 en dat geeft β • a = 0,535 • √6 = 1,31 |
||||
d. | b/a
= 8/5 = 1,6 geeft
β = 0,720 H = 100 geeft q = 39 (aflezen) D = 22 geeft 22 = 0,447 • 0,720 • a • 39 22 = 12,55 • a a = 1,75 m en dan is b = 8/5 • a = 2,80 m |
||||
8. | a. | P = 16,80 en A
= 100 geeft: 16,80 = 2,20 + 0,12G + 0,04
· 100 16,80 = 6,20 + 0,12G 10,60 = 0,12G G = 10,60/0,12 = 88,33 kg. |
|||
b. | Zie hiernaast. | ||||
c. | twee pakketten kost P = 2·
(2,20 + 0,12G + 0,04A) P = 4,40 + 0,24G + 0,08A één dubbel zo zwaar pakket kost: P = 2,20 + 0,12 · 2G + 0,04A = 2,20 + 0,24G + 0,04A het verschil is (4,40 + 0,24G + 0,08A) - (2,20 + 0,24G + 0,04A) = 9 4,40 + 0,24G + 0,08A - 2,20 - 0,24G - 0,04A = 9 2,20 + 0,04A = 9 0,04A = 6,80 A = 170 km |
||||
9. | a. | L = 1,86 en J = 50 geeft IM = 1,10 • (5,76 • 1,86 - 0,026 • 50 - 4,34) = 5,58 liter | |||
b. | J = 35 en
I = 4 geeft 4 = 1,15 • (4,43 • L - 0,026 • 35 - 2,89) 4 = 1,15(4,43L - 3,8) 4 = 5,0945L - 4,37 5,0945L = 8,37 L = 1,64 meter |
||||
c. | IV = 1,15 • (4,43 • L - 0,026 •
40 - 2,89) = 1,15 (4,43L - 3,93) = 5,0945L - 4,5195 IM = 1,10 • (5,76 • L - 0,026 • 40 - 4,34) = 1,10 (5,76L - 5,38) = 6,336L - 5,918 De M-lijn heeft de grootste helling dus dat zal de blauwe zijn. |
||||
d. | Kies bijv een punt
van de blauwe lijn: L = 1,4 en I = 3 Invullen: 3 = 1,10 · (5,76 · 1,4 - 0,026 · J - 4,34) 3 = 1,10 (3,724 - 0,026J) 3 = 4,0964 - 0,0286 · J 0,0286 · J = 1,0964 J = 38,3 jaar en dat is inderdaad (ongeveer) 40 jaar |
||||
e. | zie de formules van
vraag c): 5,0945L - 4,5195 = 6,336L - 5,918 1,3985 = 1,2415L L = 1,13 |
||||
10. | a. | w = 15
geeft H = (4,2 + 4√15 - 0,4
· 15)
• (33 - T) = 13,69 ·
(33 - T) H = 800 geeft dan 800 = 13,69 · (33 - T) 33 - T = 58,43 T = -25 |
|||
b. | T = -20 geeft:
H = (4,2 + 4√w - 0,4w)
• (33 - - 20) = 53(4,2 + 4√w - 0,4w)
= 222,6 + 212√w - 21,2w
H ' = 0,5 · 212 · w-0,5 - 21,2 = 0 106 · w-0,5 = 21,2 w-0,5 = 0,2 w = 25 m/s Dan is H = 222,6 + 212√25 - 21,2 · 25 = 752,6 J/cm2 |
||||
c. | onder de lijn w = 20 lopen
de isolijnen zoals in de eerdere figuur. Vanaf de lijn w = 20 zijn het verticale lijnen Zie de figuur hiernaast |
|
|||
d. | w = 20 geeft H = (4,2 + 4√20 - 0,4 · 20) • (33 - T) = 14,09 · (33 - T) = 464,92 - 14,09T | ||||
11. | a. | t = 4 en d
= -2 ligt ongeveer op de lijn p
= 50 t = -6 en d = 2 ligt ongeveer op de lijn p = 40 Traject I heeft dus het grootste percentage gebruikers. |
|||
b. | Voor punt B
geldt t = 2 en d = -4. Invullen: p = 50 + (50 • -4 + 25 • 2)/√(4,3 + (-4 - 0,5 • 2)2 ) ≈ 22% |
||||
c. | 45 = 50 + (50
• -5 + 25 • t)/√(4,3 +
(-5 - 0,5 • t)2 ) Voer in Y1 = 45 en Y2 = 50 + (50 • -5 + 25 • X)/√(4,3 + (-5 - 0,5 • X)2 ) window bijv. Xmin = 0, Xmax =12, Ymin = 0, Ymax = 100 intersect levert t ≈ 8,14 |
||||
d. | 50 = 50 + (50d
+ 25t)/√(4,3 + (d-
0,5t)2 ) ⇒ 0 = (50d + 25t)/√(4,3 + (d- 0,5t)2 ) Een breuk is alleen nul als de teller nul is, dus 50d + 25t = 0 ⇒ d = -1/2t en dat is een rechte lijn. (De breuk bestaat niet als de noemer nul is, maar dat zal nooit zo zijn want (d - 0,5t)2 is een kwadraat, dus altijd positief, en dus + 4,3 ook positief, en de wortel dan ook). |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |