|
|||||
1. | a. | Trek een rechte lijn
door (0,1.0) en (84,10.0) De helling daarvan is a = (10.0 - 1.0)/(84 - 0) = 9/84 en het beginpunt geeft b = 1.0 De vergelijking is C = 9/84 • S + 1.0 S = 36 geeft dan C = 9/84 • 36 + 1.0 = 4.857 dus deze persoon zou afgerond een 4,9 moeten krijgen. |
|||
b. | Vervang de 84 in vraag a) door M en je krijgt: C = 9/M • S + 1 | ||||
c. | De grafiek bestaat uit allemaal losse stippen. Elke mogelijke gehele S wordt gekoppeld aan één cijfer C. | ||||
2. | a. | Bij N = 1 hoort de
lijn C = 9/M • S + 1 (zie vraag 1b) Bij N = 1,2 is die lijn 0,2 omhooggeschoven, dus C = 9/M • S + 1.2 |
|||
b. | M = 70 S = 40 C = 5,5 geeft 5,5 = 9/70 • 40 + N ⇒ N = 0,357 of hoger dus N ≥ 0,4 |
||||
c. | S = 56, N = 0,4 C tussen 5,95 en 6,05 C = 5,95 geeft 5,95 = 9/M • 56 + 0,4 geeft M = 90,8 C = 6,05 geeft 6,05 = 9/M • 56 + 0,4 geeft M = 89,2 Daartussen is dus voor M = 90 |
||||
3. | Steilste lijn vanaf
(0,1.0): Elk scorepunt scheelt 0,2 cijferpunt, dus de helling is a = 0,2. Beginpunt b = 1.0 geeft C = 0,2S + 1 Andere lijn vanaf (0, 1.0): precies dezelfde redenering met a = 0,05 geeft de laatste vergelijking. Steilste lijn vanaf (M, 10) Elk scorepunt scheelt 0,2 cijferpunt dus a = 0,2 C = 0,2S + b moet door (M, 10) gaan. Dat geeft 10 = 0,2 • M + b ⇒ b = 10 - 0,2M Dat geeft de lijn C = 0,2S + 10 - 0,2M Andere lijn vanaf (M. 10): precies dezelfde redenering met a = 0,05 geeft de tweede vergelijking |
||||
4. | N > 1
dus we moeten snijden met de eerste en de tweede van de vier
vergelijkingen 9/80S + 1,3 = 0,2S + 1 0,3 = 0,0875S S = 3,43 dus bij een score tussen 3 en 4 9/80S + 1,3 = 0,05S + 10 - 0,05 • 80 0,0625S = 4,7 S = 75,2 dus bij een score tussen 75 en 76 |
||||
5. | a. | M = 86 en N = 1,8
geeft als scorelijn C = 9/86 • S + 1,8 In welk gebied bevinden we ons? 9/86 • S + 1,8 = 0,05S + 10 - 0,05 • 86 0,05465S = 3,9 S = 71,3 We zitten dus aan de bovenkant in het afgevlakte deel. C = 0,05S + 10 - 0,05 • 86 = 0,05 • 74 + 10 - 0,05 • 86 = 9,4 |
|||
b. | M = 86 en N = 1,8
geeft als scorelijn C = 9/86 • S + 1,8 In welk gebied bevinden we ons? 9/86 • S + 1,8 = 0,2S + 1 0,8 = 0,09534S S = 8,39 58 is in het middengebied, dus C = 9/86 • 58 + 1,8 7,86: dat wordt een 7,9 |
||||
6. | Dat zijn de heel lage
scores. De normale lijn is C = 9/86 • S + 0,4 en de afgevlakte lijn van (0, 1.0) is C = 0,05S + 1 0,05S + 1 = 9/86 • S + 0,4 0,6 = 0,05465S S = 10,9 De scores van 10 of lager krijgen minder aftrek |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |