|
|||||
1. | a. | 2x2
+ 3x + p = 0 heeft precies één oplossing als
D = 0 D = 32 - 4•2•p = 9 - 8p 9 - 8p = 0 geeft p = 9/8 |
|||
b. | ax2 + 3x
- 6 heeft geen oplossingen als D < 0 D = 32 - 4•a•-6 = 9 + 24a 9 + 24a = 0 als a = -9/24 9 + 24a < 0 als a < -9/24 |
||||
c. | -2x2 + px
+ 4 heeft twee oplossingen als D > 0 D = p2 - 4•-2•4 = p2 + 32 Dat is altijd groter dan nul, want p2 is altijd positief. |
||||
2. | Voor het snijpunt
geldt: y = 2x - 3 én x2 + y2 = r2
Vul de eerste in de tweede in: x2 + (2x - 3)2 = r2 x2 + (2x - 3)(2x - 3) = r2 x2 + 4x2 - 12x + 9 = r2 5x2 - 12x + 9 - r2 = 0 Dat heeft twee oplossingen als D > 0 D = 122 - 4•5•(9 - r2) > 0 144 - 180 + 20r2 > 0 20r2 > 40 r2 > 2 r > √2 of r < -√2 |
||||
3. | a. | Ze raken elkaar als
ze één snijpunt hebben 2x + p = 4x - x2 moet dus één oplossing hebben x2 - 2x + p = 0 moet één oplossing hebben en dat is als D = 0 D = (-2)2- 4•1•p = 0 4 - 4p = 0 p = 1 |
|||
b. | Ze raken elkaar als
ze één snijpunt hebben 2x2 + 3x + p = -x2 + 4x + 6 moet één oplossing hebben 3x2 - x + p - 6 = 0 moet één oplossing hebben en dat is als D = 0 (-1)2 - 4•3•(p - 6) = 0 1 - 12p + 24 = 0 12p = 25 p = 25/12 |
||||
c. | Ze raken elkaar als ze één
snijpunt hebben 4x2 + px + 13 = x + 4 moet één oplossing hebben 4x2 + x(p - 1) + 9 = 0 moet één oplossing hebben en dat is als D = 0 (p - 1)2 - 4•4•9 = 0 (p - 1)2 = 144 p - 1 = 12 ∨ p - 1 = -12 p = 13 ∨ p = -11 |
||||
4. | a. | Ze raken elkaar als
ze één snijpunt hebben 2x - a = ax2 + 5 moet één oplossing hebben ax2 - 2x + 5 + a = 0 moet één oplossing hebben en dat is als D = 0 (-2)2 - 4•a•(5 + a) = 0 4 - 20a - 4a2 = 0 a2 + 5a - 1 = 0 ABC-formule: D = 52 - 4•1•-1 = 29 a = (-5 ± √29)/2 = -21/2 ± 1/2√29 |
|||
b. | Ze raken elkaar als
ze één snijpunt hebben -5x2 + 2x + a = 2x2 + ax + 23 moet één oplossing hebben 0 = 7x2 + x(a - 2) + (23 - a) moet één oplossing hebben en dat is als D = 0 D = (a - 2)2 - 4•7•(23 - a) = 0 a2 - 4a + 4 - 644 + 28a = 0 a2 + 24a - 640 = 0 ABC-formule: D = 242 - 4•1•-640 = 3136 a = (-24 ± √3136)/2 = -12 ± 28 = -40 of 16 |
||||
5. | Een lijn door de
oorsprong heeft vergelijking y = ax Die raakt de parabool als er één snijpunt is. ax = x2 + 4 moet één oplossing hebben x2 - ax + 4 = 0 moet één oplossing hebben en dat is als D = 0 (-a)2 - 4•1•4 = 0 a2 - 16 = 0 a2 = 16 a = 4 ∨ a = -4 Het zijn de lijnen y = 4x en y = -4x |
||||
6. | a. | De lijn van het dak gaat door
(-1, 1) en (19, 11) De helling is dan (11 - 1)/(19 - - 1) = 10/20 = 0,5 dus de vergelijking is y = 0,5x + b (-1, 1) invullen: 1 = 0,5 • -1 + b geeft b = 1,5 Dat geeft de gevraagde vergelijking. |
|||
b. | Het grensgeval vinden
we als de bal het dak raakt. In dat geval heeft de vergelijking 0,5x + 1,5 = vx - (9,8/v²) • x2 één oplossing (9,8/v²) • x2 + x(0,5 - v) + 1,5 moet één oplossing hebben en dat is als D = 0 (0,5 - v)2 - 4•(9,8/v2)•1,5 = 0 0,25 - v + v2 - 58,8/v2 = 0 Y1 = 0,25 - X + X^2 - 58,8/(X^2) calc - zero geeft X = v = 3,03 De bal komt niet tegen het dak als v < 3,03 |
||||
7. | a. | Als oorsprong is het punt van
loslaten gekozen. De algemene formule van een parabool is y = ax2 + bx + c We weten als dat voor de vorm geldt a = 1/20 = 0,05 maar dan negatief want het is een bergparabool, dus a = -0,05 De parabool moet door (0, 2) gaan en invullen geeft c = 2 |
|||
b. | Het dak is de lijn
y = 12 Laten we het grensgeval berekenen waarbij de bal het dak net raakt. Dan heeft 12 = -0,05x2 + bx + 2 precies één oplossing -0,05x2 + bx - 10 = 0 heeft één oplossing als D = 0 b2 - 4•-0,05•-10 = 0 b2 - 2 = 0 b2 = 2 b = ±√2 b = √2 geeft vergelijking y = -0,05x2 + x√2 + 2 De bal wordt gevangen bij y = 2 : -0,05x2 + x√2 + 2 = 2 -0,05x2 + x√2 = 0 x(-0,05x + √2) = 0 x = 0 ∨ x = 20√2 Dus de afstand tussen beiden is 20√2 = 28,3 meter (b = √2 geeft vergelijking y = -0,05x2 - x√2 + 2 Dat zou op dezelfde manier geven x = -20√2 dus dan gaat de bal naar links) |
||||
8. | In het
snijpunt met de x-as is y = 0, dus geldt (x2
- 11x + c)•√x =
0 Dat geeft √x = 0 Ú x2 - 11x + c = 0 De eerste oplossing is de oorsprong. De tweede vergelijking mag dus maar één oplossing hebben Dat is zo als de discriminant ervan nul is: b2 - 4ac = 112 - 4 • 1 • c = 0 Dat geeft 121 - 4c = 0 Þ c = 301/4. |
||||
9. | a. | Vermenigvuldig alles
met (x - 3) (het geval x = 3 bekijken we
straks wel) Dat geeft x2 = p(x - 3) + 9 x2 = px - 3p + 9 x2 - px + 3p - 9 = 0 Dat heeft geen oplossingen als D < 0 (-p)2 - 4•1•(3p - 9) < 0 p2 - 12p + 36 < 0 los eerst op p2 - 12p + 36 = 0 (p - 6)(p - 6) = 0 p = 6 Dit is dus een dalparabool die bij p = 6 de x-as raakt. Dus wordt hij nooit negatief en is altijd D ³ 0 Als x = 3 de oplossing van de kwadratische vergelijking is, zijn er ook geen oplossingen. x = 3 invullen: 32 - 3p + 3p - 9 = 0 geeft 0 = 0 dus dat klopt altijd. Kennelijk is x = 3 voor elke p een oplossing. Voor p = 6 is er maar één oplossing: x2 - 6x + 9 = 0 geeft x = 3 en dat mag niet! Dus er is altijd een oplossing x ≠ 3 mits p ≠ 6 |
|||
b. | x2
- px + 3p - 9 = 0 is de vergelijking waaraan de
oplossingen x moeten voldoen. ABC-formule dan maar: D = (-p)2 - 4•1•(3p - 9) = p2 - 12p + 36 = (p - 6)2 Dat geeft x = (p ± (p - 6))/2 De eerste oplossing is x = (2p - 6)/2 = p - 3 en die mag, zolang p maar niet 6 is De tweede oplossing is x = 6/2 = 3 maar die mag niet. Als p alle waarden aanneemt, dan doet p - 3 dat ook De oplossingen kunnen dus alle waarden aannemen, behalve uiteraard x = 3 |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |