© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. Noem de x-coördinaat van punt B gelijk aan p
Dan is de y-coördinaat gelijk aan   (1 - 2p)
Voor een vierkant moeten die coördinaten gelijk zijn:
p = (1 - 2p)
p2 = 1 - 2p
p
2 + 2p - 1 = 0
ABC-formule:  p = (-2 ± (4 - 4•1•-1))/2(-2 ± (8))/2 = 1 ±1/28 = -1±√2   (want 8 = 22)
De positieve x zal gelijk zijn aan -1 + 2
Het punt is dan  (-1 + 2, -1 + √2)      (immers  y = x)
       
2. a. (-2x + 12) = x - 1
-2x + 12 = (x - 1)2
-2x + 12 = x2 - 2x + 1
11 = x2
x = 11  ∨   x = -11
De eerste is de gezochte oplossing:  x = 11 ≈ 3,32

f  bestaat als -2x + 12 ≥ 0  dus dat is voor  x ≤ 6
De grafiek van  f  ligt onder die van g voor  3.32 ≤ x ≤ 6
De oplossing is dus  [3.32, 6]
       
  b. Als boven T ligt, dan is de lengte van ST gelijk aan yS - yT
yS - yT = 2
(-2x + 12) - (x - 1) = 2
(-2x + 12) = 2 + x - 1
(-2x + 12) = 1 +  x
-2x + 12 = (1 + x)2
-2x + 12 = 1 + 2x + x2
0 = x2 + 4x - 11
De ABC-formule geeft dan   x = 1,87   ∨   x = -5,87.
De gezochte oplossing is x = 1,87
       
3. Voor een snijpunt zou moeten gelden:  √(x2 − 6x) = x - 2
x2 - 6x = (x - 2)2
x2 - 6x = x2 - 4x + 4
-4 = 2x
x
= -2
controleren:  ((-2)2 - 6 • -2) = (4 + 12) = 4  en   -2 - 2 = -4
Dat is dus een valse wortel.
Er zijn dus geen oplossingen, dus de grafieken snijden elkaar niet.
       
4. a. 75 = 80 - 10(t/50)
10(t/50) = 5
(t/50) = 0,5
t/50 = 0,25
t = 12,5 dagen.
       
  b. W = 60 - 5(t/20)
5(t/20) = 60 - W
(t/20) = 12 - 0,2W
t/20 = (12 - 0,2W)2
t/20 = 144 - 4,8W + 0,04W2
t = 0,8W2 - 96W + 2880
a = 0,8 en  b = -96  en c = 2880
       
5. a. y = 0  geeft  -7/4x + 7/2 = 0
-7x + 14 = 0
x = 2
invullen in f   y = √(-3 • 2 + 6) = 0 dus dat is inderdaad ook het snijpunt van de grafiek van f met de x-as.
       
  b. √(-3x + 6) = -7/4x + 7/2
vermenigvuldig met 4:   4√(-3x + 6) = -7x + 14
kwadrateren:  16(-3x + 6) = (-7x + 14)2
-48x + 96 = 49x2 - 196x + 196
0 = 49x2 - 148x + 100
ABC-formule:    x = (148 ±√2304)/98    x =  2  of  x = 1,02
De tweede oplossing is   x = 1,02
       
6. a.
    Aflezen:  √h = 10,7
h = 10,72 = 114 meter
 
       
  b. a = 3741√h
k
is in kilometers, dus  a = 1000k
1000k = 3741
h
k
= 3,741√h
k
= √13,995 • √h
k
= √(13,995h)
k = √(14h)  dus  c = 14
       
  c. 30 zeemijl is 30 • 1,852 = 55,56 km.
55,56 = 3,74 • (√H + √2)
55,56 = 3,74√H + 5,2891...
3,74√H = 50,2708....
√H = 13,44...
H = 180,67...
Dat is  180,67../57  = 3,2 keer zo hoog.
       
7. 1 = √t + √(1 - t)
1 -t = √(1 - t)
1 - 2√t + t = 1 - t
2√t = 2t
4t = 4t2
4t - 4t2 = 4t(1 - t) = 0  geeft  t = 0  of  t = 1 dus twee oplossingen

2 = √t + √(2 - t)
2 -t = √(2 - t)
4 - 4√t + t = 2 - t
4√t = 2t + 2
16t = 4t2 +  8t + 4
t2 - 2t  + 1 = 0
Heeft één oplossing:  t = 1

3 = √t + √(3 - t)
3 -t = √(3 - t)
9 - 6√t + t = 3 - t
6√t = 2t + 6
36t = 4t2 + 24t + 36
t2 - 3t  + 9 = 0
Heeft geen oplossingen

4 = √t + √(4 - t)
4 -t = √(4 - t)
16 - 8√t + t = 4 - t
8√t = 2t + 12
64t = 4t2 + 48t + 144
t2 - 3t  + 36 = 0
Heeft geen oplossingen

5 = √t + √(5 - t)
5 -t = √(5 - t)
25 - 10√t + t = 5 - t
10√t = 2t + 20
100t = 4t2 + 80t + 400
t2 - 5t  + 100 = 0
Heeft geen oplossingen
       
8. punt A:  y = 0
1/√(3x + 1) - 2 =  0
1/√(3x + 1) = 2
√(3x + 1) = 1/2
3x + 1 = 1/4
3x = -3/4
x = -1/4  dus  A = (-1/4, 0)

punt B:  x = 0 geeft  y = 1/√(3 • 0 + 1) - 2 = -1  dus  B = (0, -1)  

De afstand is dan (met Pythagoras):  √((1/4)2 + (1)2) = √(17/16) = 1/4√17 

       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)