|
|||||
1. | a. | Stel de x-coφrdinaat
van R gelijk aan p Dan is PR = 8 - p verder is QR = 3√p Oppervlakte PQR = 0,5 (8 - p) 3√p = 4 p1/3 - 0,5 p4/3 Dat is maximaal als de afgeleide nul is: 1/3 4 p-2/3 - 4/3 0,5 p1/3 = 0 vermenigvuldig met p2/3 en je krijgt 4/3 - 4/3 0,5 p = 0 ⇒ p = 2 De oppervlakte is dan 0,5 (8 - 2) 3√2 ≈ 3,78 |
|||
b. | uit vraag a geldt
voor de oppervlakte O = 0,5 (8 - p) n√p O = 4 p1/n - 0,5 p(1 + 1/n) De afgeleide is: 4 1/n p(1/n - 1) - (1 + 1/n) 0,5 p1/n Dat moet nul zijn voor p = 1/2: 4/n 0,5(1/n - 1) - (1 + 1/n)0,5 0,51/n = 0 delen door 0,51/n : 4/n 0,5-1 - (1 + 1/n) 0,5 = 0 4/n 2 = 0,5(1 + 1/n) 8/n = 0,5 + 0,5/n 8 = 0,5n + 0,5 7,5 = 0,5n n = 15 |
||||
2. | Noem het tweede punt
waar het gaas bij de muur komt punt C Stel AB = x dan is de schuine zijde gelijk aan AC = 500 - x Pythagoras: x2 + AB2 = (500 - x)2 AB2 = (500 - x)2 - x2 = 250000 - 1000x + x2 - x2 = 250000 - 1000x AB = √(250000 - 1000x) Oppervlakte = O = 0,5 x √(250000 - 1000x) Maximaal als de afgeleide nul is. Die moet met de productregel en de kettingregel: O = 0,5 x (250000 - 1000x)0,5 O ' = 0,5 (250000 - 1000x)0,5 + 0,5 x 0,5 (250000 - 1000x)-0,5 -1000 = 0 vermenigvuldig alles met (250000 - 1000x)0,5 en je krijgt: 0,5 (250000 - 1000x) - 250x = 0 125000 - 500x - 250x = 0 125000 = 750x x = 1662/3 = AB Dan is AC = 500 - x = 3331/3. |
||||
3. | Noem de afstand van
de voet van de ladder tot de schutting x. Noem de hoogte van de ladder tegen de muur h. Dan volgt uit de gelijkvormige driehoeken van de figuur dat: h/x + 1 = 3/x h = 3(x + 1)/x = 3 + 3/x Voor de lengte L van de ladder geldt Pythagoras: L2 = (x + 1)2 + h2 L2 = (x + 1)2 + (3 + 3/x)2 L2 = x2 + 2x + 1 + 9 + 18/x + 9/x2 L = √(x2 + 2x + 10 + 18/x + 9/x2 ) L is minimaal als de afgeleide nul is: L' = 0,5 (x2 + 2x + 10 + 18/x + 9/x2 )-0,5 (2x + 2 - 18/x2 - 18/x3) = 0 Dat eerste stuk kan niet nul worden (het is een 1/.... vorm) dus moet het tweede wel nul zijn; 2x + 2 - 18/x2 - 18/x3 = 0 2x4 + 2x3 - 18x - 18 = 0 Helaas die valt niet algebraοsch op te lossen. Y1 = 2x4 + 2x3 - 18x - 18 = 0 en dan calc - zero geeft x = 2,08 invullen in de formule voor L geeft dan L = 5,41 m. (Je had natuurlijk achteraf net zo goed de formule voor L in Y1 kunnen zetten en dan calc - minimum gebruiken) |
||||
4. | Kies de oorsprong in
punt Q. De rivier is een rechte lijn met helling -0,6 en beginpunt (0, 6) dus vergelijking y = 6 - 0,6x Een willekeurig punt R van de lijn heeft dan coφrdinaten (x, 6 - 0,6x) De afstand van P tot zo'n punt R is (met Pythagoras): PR = √(x2 + (4 - (6 - 0,6x))2) De afstand van Q tot zo'n punt R is (met Pythagoras): QR = √(x2 + (6 - 0,6x)2 ) Samen geeft dat PR + QR = √(x2 + (4 - (6 - 0,6x))2) + √(x2 + (6 - 0,6x)2 ) PR + QR = √(x2 + (-2 + 0,6x)2 ) + √(x2 + (6 - 0,6x)2 ) PR + QR = √(x2 + 4 - 2,4x + 0,36x2 ) + √(x2 + 36 - 7,2x + 0,36x2) PR + QR = √(1,36x2 - 2,4x + 4) + √(1,36x2 - 7,2x + 36) Y1 = √(1,36x2 - 2,4x + 4) + √(1,36x2 - 7,2x + 36) calc - minimum geeft dan een minimum van PQ + QR = 7,16 (voor x = 1,32) |
||||
5. | a. | Stel de afstand BP
gelijk aan x Dan is AP = 80 - x Dus kost de route AP: 5 (80 - x) Dan is CP = √(x2 + 202) = √(x2 + 400) Dus kost de route CP: 10 √(x2 + 400) Totale kosten: K = 5 (80 - x) + 10 √(x2 + 400) Minimaal als de afgeleide nul is: K' = -5 + 10 0,5 (x2 + 400)-0,5 2x -5 + 5 (x2 + 400)-0,5 2x = 0 vermenigvuldig met (x2 + 400)0,5 dat geeft -5 (x2 + 400)0,5 + 10x = 0 5 (x2 + 400)0,5 = 10x 25(x2 + 400) = 100x2 25x2 + 10000 = 100x2 10000 = 75x2 x2 = 1331/3 x = √262/3 11,547 Dat geeft K = $573,21 |
|||
b. | uit vraag a) met y
ipv x en AB ipv 80: K = 5 (AB - y) + 10
√(y2 + 400) K' = -5 + 5 (y2 + 400)-0,5 2x Daar zit AB niet meer in, dus de minimale kosten hangen niet af van AB! Kennelijk ligt punt P altijd op 11,547 km vanaf B, ongeacht de lengte van AB |
||||
6. | Noem OA = x Dan is AD = √(x2 + 36) en BC = √((8 - x)2 + 100) De totale omtrek is dan gelijk aan : √(x2 + 36) + √((8 - x)2 + 100) + 8 + √(16 + 256) = √(x2 + 36) + √(164 - 16x + x2) + 8 + √272 Y1 = √(x2 + 36) + √(164 - 16x + x2) + 8 + √272 calc - minimum geeft dan minimale omtrek 42,38 voor x = 3 |
||||
7. | a. | Teken de loodlijn CE
van C op AD. rechthoek ABCE heeft oppervlakte x 1 = x driehoek CED heeft oppervlakte 0,5 x ED ED2 = 22 - x2 = 4 - x2 dus ED = √(4 - x2) driehoek CED heeft dan oppervlakte 0,5x√(4 - x2) de rechthoek en de driehoek samen hebben oppervlakte O = x + 0,5x√(4 - x2) |
|||
b. | de afgeleide is dan
nul: O' = 1 + 0,5√(4 - x2) + 0,5x 0,5(4 - x2)-0,5 -2x 1 + 0,5√(4 - x2) - 0,5x2(4 - x2)-0,5 = 0 vermenigvuldig alles met √(4 - x2), dat geeft √(4 - x2) + 0,5(4 - x2) - 0,5x2 = 0 √(4 - x2) = -0,5(4 - x2) + 0,5x2 √(4 - x2) = -2 + 0,5x2 + 0,5x2 √(4 - x2) = -2 + x2 4 - x2 = (-2 + x2)2 4 - x2 = 4 - 4x2 + x4 0 = x4 - 3x2 0 = x2 (x2 - 3) x2 = 0 ∨ x2 - 3 = 0 x = 0 ∨ x = √3 ∨ x = -√3 De gezochte oplossing is x = √3 Dat geeft O = x + 0,5x√(4 - x2) = √3 + 0,5√3√(4-3) = 3/2√3 |
||||
8. | a. | AC: 80 km met 30
km/uur is 8/3 uur CB: 60 km met 15 km/uur is 4 uur in totaal 62/3 uur |
|||
b. | AB = √(802
+ 602) = √10000 = 100 100 km met 21 km/uur kost 100/21 = 4,762 uur |
||||
c. | Noem het punt waar
hij overgaat op het slechte ijs punt P. AP: 80 - x km met 25 km/uur is 1/25 (80 - x) = 0,04(80 - x) uur PC = √(x2 + 602) = √(x2 + 3600) met snelheid 16 km/uur kost 1/16√(x2 + 3600) = 0,0625√(x2 + 3600) samen is dat 0,04(80 - x) + 0,0625√(x2 + 3600) = 3,2 - 0,04x + 0,0625√(x2 + 3600) de tijd is minimaal als de afgeleide ervan nul is: -0,04 + 0,06250,5 (x2 + 3600)-0,5 2x = 0 0,04 = 0,0625(x2 + 3600)-0,5 x 0,04√(x2 + 3600) = 0,0625x √(x2 + 3600) = 1,5625x x2 + 3600 = 2,4414x2 1,4414x2 = 3600 x2 = 2497,56 x = 49,976 (de tijd wordt dan overigens 6,081 uur) |
||||
d. | op dezelfde manier
als in vraag c) vind je voor Piet de formule 1/28(80
- x) + 1/v√(x2
+ 3600) waarin v zijn onbekende snelheid over het slechte
ijs is. De afgeleide is dan -1/28 + 1/v0,5 (x2 + 3600)-0,5 2x 15 km over de baan betekent x = 80 - 15 = 65 De afgeleide wordt nul als je voor x 65 invult: -1/28 + 1/v0,5 (652 + 3600)-0,5 2 65 = 0 -1/28 + 1/v 0,7348 = 0 1/v 0,7347 = 1/28 1/v = 0,0486 v = 20,57 km/uur |
||||
9. | a. | nummer 1: AC =
√(602 + 802) = 100 dus
de lengte is 200 nummer 2: 60 + 60 + 80 = 200 nummer 3: 80 + 80 + 60 = 220 |
|||
b. | AF = x2 + 302
dus AF = √(x2 + 900) er zijn 4 zulke schuine stukken: 4√(x2 + 900) het horizontale middenstuk is 80 - 2x samen geeft dat L = 4√(x2 + 900) + 80 - 2x |
||||
c. | minimum als de
afgeleide nul is: L' = 0,5 4 (x2 + 900)-0,5 2x - 2 0 = 0,5 4 (x2 + 900)-0,5 2x - 2 2 = 4x (x2 + 900)-0,5 vermenigvuldig met (x2 + 900)0,5 2 (x2 + 900)0,5 = 4x 4(x2 + 900) = 16x2 4x2 + 3600 = 16x2 12x2 = 3600 x2 = 300 x = √300 L = 4√(x2 + 900) + 80 - 2x = 4√(300 + 900) + 80 - 2√300 = 183,92 |
||||
10. | Punt P heeft de
coφrdinaten (x, √(10 - 2x)) OP met Pythagoras: OP2 = x2 + (10 - 2x) dus OP = √(x2 - 2x + 10) Afgeleide nul: 0,5(x2 - 2x + 10)-0,5 (2x - 2) = 0 Dat eerste deel is van de vorm 1/... dus kan niet nul worden. 2x - 2 = 0 geeft x = 1 OP = √(12 - 21 + 10) = √(9) = 3 |
||||
11. | De y-coφrdinaat
van A is dan √(8
- 2p) De oppervlakte van de rechthoek is O = p√(8 - 2p) Maximaal als de afgeleide nul is: √(8 - 2p) + p 0,5(8 - 2p)-0,5 -2 = 0 vermenigvuldig met √(8 - 2p) , dat geeft: 8 - 2p - p = 0 8 - 3p = 0 p = 8/3 O = p√(8 - 2p) = 8/3√(8 - 2 8/3) = 8/3√(22/3) = 4,35 |
||||
12. | a. | Zie de figuur hiernaast. AC = √(52 - x2 ) = √(25 - x2) AD = AC - 2 = √(25 - x2) - 2 ADE en ACB zijn gelijkvormig, dus d/AD = x/AC d/(√(25 - x2) - 2) = x/√(25 - x2) |
|
||
b. | d is maximaal als de afgeleide nul is. | ||||
1 (25 - x2)
= 2√(25 - x2)
+ 2x2 (25 - x2)-0,5
vermenigvuldig met (25 - x2)0,5 en je krijgt: (25 - x2)1,5 = 2(25 - x2) + 2x2 (25 - x2)1,5 = 50 - 2x2 + 2x2 (25 - x2)1,5 = 50 (25 - x2) = 502/3 = 13,572 11,428 = x2 x = 3,38 m. Omdat dit de maximale d is, past het schilderij er altijd door als de gang maar minstens zo breed is. |
|||||
13. | a. | r2 = h2
+ 52 dus r = √(h2
+ 25) sinα = h/r = h/√(h2 + 25) beiden invullen in de L-formule: L = 1 h/√(h2 + 25) 1/(h2 + 25) Dat geeft precies de gezochte formule. |
|||
b. | L is maximaal als L' = 0 | ||||
Dat is nul als de
teller nul is: (h2 + 25)1,5 = 3h2(h2
+ 25)0,5 delen door (h2 + 25)0,5 geeft h2 + 25 = 3h2 2h2 = 25 h2 = 12,5 h = √12,5 ≈ 3,53 |
|||||
14. | Het gedeelte door zee
heeft lengte √(x2
+ 122) = √(x2
+ 144) dus dat kost 20000·√(x2
+ 144) Het gedeelte over land heeft lengte √(102 + (18 - x)2) dus dat kost 12000·√(102 + (18 - x)2) De totale kosten zijn dan K = 20000·√(x2 + 144) + 12000·√(102 + (18 - x)2) Y1 = 20000·√(x2 + 144) + 12000·√(102 + (18 - x)2) calc - minimum geeft dan x = 6,183 km (geeft totale kosten 455749) |
||||
15. | Stel dat de boot
horizontaal x km vanaf school A komt en dus 2 - x km vanaf
school B AP = √(x2 + 0,52 ) = √(x2 + 0,25) en dan worden 180·√(x2 + 0,25) km gelopen BP = √((2 - x)2 + 0,52) = √(4,25 - 4x + x2) en dan worden 250· √(4,25 - 4x + x2) km gelopen. Het totaal aantal gelopen km is dan 180·√(x2 + 0,25) + 250·√(4,25 - 4x + x2) Y1 = 180·√(x2 + 0,25) + 250·√(4,25 - 4x + x2) calc - minimum geeft dan x = 1,532 (dan worden 461,3 km gelopen) |
||||
16. | a. | De basis van de
driehoek is OA = 6 De hoogte is de y-coφrdinaat van B en de is p√(6 - p) de oppervlakte is dan 0,5·6·p√(6 - p) = 3p √(6 - p) Als de oppervlakte maximaal is, is de afgeleide nul: 3√(6 - p) + 3p ·0,5(6 - p)-0,5 · -1 = 0 3√(6 - p) = 1,5p (6 - p)-0,5 vermenigvuldig alles met (6 - p)0,5 en je krijgt: 3(6 - p) = 1,5p 18 - 3p = 1,5p 4,5p = 18 p = 4 Voor p = 4 is de oppervlakte maximaal. |
|||
b. | AC = 6 - p BC = p√(6 - p) de oppervlakte is 0,5(6 - p)·p√(6 - p) = 0,5p(6 - p)1 · (6 - p)0,5 = 0,5p(6 - p)1,5 |
||||
c. | De oppervlakte is
maximaal als de afgeleide nul is. Met de productregel en de
kettingregel. 0,5(6 - p)1,5 + 0,5p · 1,5(6 - p)0,5 ·-1 = 0 delen door (6 - p)0,5 geeft 0,5(6 - p) - 0,75p = 0 3 - 0,5p - 0,75p = 0 3 = 1,25p p = 2,4 |
||||
17. | a. | Als AP = x
dan is PD = 20 - x AD = √((20 - x)2 - x2 ) = √(400 - 40x + x2 - x2 ) = √(400 - 40x) de oppervlakte is 0,5 · x · √(400 - 40x) |
|||
b. | De oppervlakte is
maximaal als de afgeleide nul is. Met de productregel en de
kettingregel: 0,5√(400 - 40x) + 0,5x·0,5(400 - 40x)-0,5 · -40 = 0 0,5√(400 - 40x) = 10x(400 - 40x)-0,5 vermenigvuldig alles met (400 - 40x)0,5 en je krijgt 0,5(400 - 40x) = 10x 200 - 20x = 10x 200 = 30x x = 200/30 = 20/3 Dan is de oppervlakte 0,5 · 20/3 · √(400 - 40·20/3) = 38,49 |
||||
c. | O2
= 0,25x2 (400 - 40x) = 100x2
- 10x3 de afgeleide is dan 200x - 30x2 dat is nul als x(200 - 30x) = 0 x = 0 ∨ x = 200/30 = 20/3 Dat geeft inderdaad dezelfde oplossing als in vraag b.. Maar wel op een makkelijkere manier..... |
||||
18. | a. | Zie de figuur hiernaast. M is het
midden van het grondvlak. AC2 = x2 + x2 = 2x2 dus AC = √(2x2) = x√2. Dan is AM = 0,5x√2 Noem de hoogte MT = h Dan geldt: h2 + AM2 = AT2 h2 + (0,5x√2)2 = AT2 h2 + 0,5x2 = AT2 AT = √(h2 + 0,5x2) De totale lengte van alle ribben is dan 4x + 4AT = 4x+ 4 √(h2 + 0,5x2) |
|||
4x+ 4 √(h2 + 0,5x2) = 120 x+ √(h2 + 0,5x2) = 30 √(h2 + 0,5x2) = 30 - x h2 + 0,5x2 = (30 - x)2 h2 = 900 - 60x + x2 - 0,5x2 h = √(900 - 60x + 0,5x2) De inhoud is 1/3 G h = 1/3x2√(900 - 60x + 0,5x2) |
|||||
b. | De inhoud is maximaal
als de afgeleide nul is: 2/3x √(900 - 60x + 0,5x2) + 1/3x2 0,5 (900 - 60x + 0,5x2)-0,5 (-60 + x) = 0 vermenigvuldig alles met (900 - 60x + 0,5x2)0,5 dat geeft: 2/3x(900 - 60x + 0,5x2) + 1/6x2 (-60 + x) = 0 600x - 40x2 + 1/3x3 - 10x2 + 1/6x3 = 0 1/2x3 - 50x2 + 600x = 0 x(1/2x2 - 50x + 600) = 0 x = 0 ∨ 1/2x2 - 50x + 600 = 0 het tweede deel geeft met de ABC-formule twee oplossingen: x ≈ 13,94 en x ≈ 86,05 De eerste van die twee is de goede oplossing. x = 13,94 geeft I ≈ 821,3 en h = √(900 - 60x + 0,5x2) ≈ 12,67 |
||||
19. | a. | Zie de figuur hiernaast. De rechthoek heeft oppervlakte 2x RQ2 = PR2 - PQ2 RQ2 = 1,52 - x2 RQ = √(2,25 - x2) De driehoek heeft oppervlakte 0,5 RQ PQ = 0,5x √(2,25 - x2) Driehoek en rechthoek samen hebben dan oppervlakte 2x + 0,5x√(2,25 - x2) |
|||
b. | De oppervlakte is
maximaal als de afgeleide nul is. 2 + 0,5√(2,25 - x2) + 0,5x 0,5(2,25 - x2)-0,5 -2x = 0 vermenigvuldig alles met (2,25 - x2)0,5 en je krijgt 2√(2,25 - x2) + 0,5(2,25 - x2) - 0,5x2 = 0 2√(2,25 - x2) + 1,125 - 0,5x2 - 0,5x2 = 0 2√(2,25 - x2) = x2 - 1,125 kwadrateren: 4(2,25 - x2 ) = (x2 - 1,125)2 4(2,25 - x2 ) = x4 - 2,25x2 + 1,265625 0 = x4 + 1,75x2 - 7,734375 Noem nu x2 = p dan staat er 0 = p2 + 1,75p - 7,734375 De ABC-formule geeft dan p = 2,04 ∨ p = -3,79 x2 = 2,04 geeft x = 1,428 Dat geeft een oppervlakte van 2x + 0,5x√(2,25 - x2) ≈ 3,18 m2 |
||||
c. | verander in
bovenstaande vraag overal de 2 in 1,5 en de 1,5 in 2. RQ = √(4 - x2) en de oppervlakte is dan 1,5x + 0,5x√(4 - x2) afgeleide is 1,5 + 0,5Φ(4 - x2) + 0,5x 0,5(4 - x2)-0,5 -2x = 0 1,5√(4 - x2) + 0,5(4 - x2) - 0,5x2 = 0 1,5√(4 - x2) = x2 - 2 9 - 2,25x2 = x4 - 4x2 + 4 x2 = p geeft p2 - 1,75p - 5 = 0 en met de ABC-formule o.a. p = 3,276 dus x = 1,81 de oppervlakte is dan 3,485 en dat is 0,305/3,18 = 9,6% meer. |
||||
d. |
|
||||
oppervlakte PQR is
0,5 2 1,5 = 1,5 QR = √(22 + 1,52 ) = 2,5 RS2 = RQ2 - x2 RS = √(6,25 - x2 ) oppervlakte van QRS is 0,5 x √(6,25 - x2 ) De totale oppervlakte is dan 1,5 + 0,5x√(6,25 - x2 ) Die is maximaal als de afgeleide nul is: 0,5√(6,25 - x2 ) + 0,5x 0,5(6,25 - x2)-0,5 -2x = 0 vermenigvuldig alles met (6,25 - x2)0,5 en je krijgt 0,5(6,25 - x2) - 0,5x2 = 0 3,125 - x2 = 0 x2 = 3,125 x = 1,768 de oppervlakte is dan 3,0625 De vorige manier geeft dus de grootste oppervlakte. Dat is ook wel logisch natuurlijk: als deze manier een grotere oppervlakte zou geven dan hadden we bij de vorige vraag ook de oplossing met een hoek van 90Ί moeten vinden..... |
|||||
20. | Noem de zijde op het
grondvlak x en de zijde die de hoogte van de kegel is h. Dan is de inhoud van de kegel I = 1/3Gh = 1/3πx2h Pythagoras geeft x2 + h2 = 4 dus h = √(4 - x2 ) Dan is I = 1/3πx2√(4 - x2 ) maximaal als de afgeleide nul is: 2/3πx√(4 - x2 ) + 1/3πx20,5(4 - x2 )-0,5 -2x = 0 vermenigvuldig alles met (4 - x2)0,5 en je krijgt: 2/3πx(4 - x2 ) + 1/3πx2 0,5 -2x = 0 delen door 1/3π en samennemen: 2x(4 - x2) - x3 = 0 x3 + 2x3 - 8x = 0 3x3 - 8x = 0 x(3x2 - 8) = 0 x = 0 ∨ x2 = 8/3 x = 0 ∨ x = √(8/3) Als x = √(8/3) dan is h = √(4 - x2 ) = √(4/3) |
||||
21. | De parabool zal het
eerst door een cirkel geraakt worden in het punt dat het dichtst bij de
oorsprong ligt. Een willekeurig punt van de parabool heeft coφrdinaten (x, 8 - x2) De afstand tot de oorsprong is dan √(x2 + (8 - x2)2 ) = √(x2 + 64 - 16x2 + x4 ) = √(x4 - 15x2 + 64) Die afstand is minimaal als de afgeleide ervan nul is. 0,5 (x4 - 15x2 + 64)-0,5 (4x3 - 30x) = 0 dat kan alleen als dat laatste deel nul is: 4x3 - 30x = 0 x(4x2 - 30) = 0 x = 0 ∨ x2 = 7,5 De minimale afstand vind je bij x = √(7,5) De afstand is dan √(x4 - 15x2 + 64) = √(56,25 - 15 7,5 + 64) = √(7,75) De oppervlakte is dan 7,75p |
||||
22. | a. | Zie de figuur hiernaast. Na t uur heeft de ene boot 30t afgelegd en de andere boot 40t Voor de onderlinge afstand AB geldt: AB2 = (30 - 30t)2 + (80 - 40t)2 AB = √((30 - 30t)2 + (80 - 40t)2 ) AB = √(900 - 1800t + 900t2 + 6400 - 6400t + 1600t2 ) AB = √(2500t2 - 8200t + 7300) |
|||
b. | Je vindt de minimale onderlinge
afstand als de afgeleide nul is: 0,5 (2500t2 - 8200t + 7300)-0,5 (5000t - 8200) = 0 Dat is nul als dat laatste deel nul is: 5000t - 8200 = 0 ⇒ t = 1,64 Dan is AB = 24 km Dat is meer dan 20 km dus ze worden niet opgemerkt |
||||
23. | a. |
√x
=
9/10x
+ 2/15. x = (9/10x + 2/15)2 x = 0,81x2 + 0,24x + 0,0178 0 = 0,81x2 - 0,76x + 0,0178 De ABC formule geeft dan x = 0,914 ∨ x = 0,024 |
|||
b. | in het gebied tussen 0,914
en 0,024 is de fout gelijk aan √x
- (9/10x
+ 2/15) Die is maximaal als de afgeleide nul is: 1/2√x - 0,9 = 0 1/2√x = 0,9 2√x = 11/9 √x = 11/18 x = 121/324 = 0,3735 en de fout is dan 17/120 = 0,142 |
||||
De grootste fout kan ook aan de
rand liggen. Bij x = 0 is de fout 0,9 0 + 2/15 - 0 = 2/15 = 0,133 Bij x= 1 is de fout 0,9 1 + 2/15 - 1 = 0,033 De grootste wordt dus gemaakt bij x = 121/324 |
|||||
24. | Een willekeurig punt
van de grafiek heeft coφrdinaten (x, √(x
+ p)) De afstand tot de oorsprong is √(x2 + x + p) (met pythagoras) Die is minimaal als de afgeleide nul is: 0,5 (x2 + x + p)-0,5 (2x + 1) = 0 Dat is nul als het laatste deel nul is: 2x + 1 = 0 ⇒ x = -1/2. Die waarde hangt inderdaad niet van p af. |
||||
25. | a. | Zie het zijaanzicht hiernaast. Als AE = 1 dan is EH = 4 Oppervlakte AEPD = 3 HP = √(42 - 32) = √7 Oppervlakte EPH is 0,5√73 Totale oppervlakte van het zijaanzicht is dan 3 + 1,5√7 De inhoud is (3 + 1,5√7) 10 ≈ 70 m3 |
|||
b. | AE = h, geeft
EH = 5 - h Dan is HP = √((5 - h)2 - 32) = √(25 - 10h + h2 - 9) = √(16 - 10h + h2) Oppervlakte AEPD is 3h Oppervlakte EPH is 0,5 3 √(16 - 10h + h2) Oppervlakte zijaanzicht is 3h + 1,5 √(16 - 10h + h2) inhoud is 10 (3h + 1,5 √(16 - 10h + h2)) = 30h + 15√(16 - 10h + h2) |
||||
c. | 60 = 30h + 15√(16
- 10h + h2) 60 - 30h = 15√(16 - 10h + h2) 4 - 2h = √(16 - 10h + h2) (4 - 2h)2 = 16 - 10h + h2 16 - 16h + 4h2 = 16 - 10h + h2 3h2 - 6h = 0 3h(h - 2) = 0 h = 0 ∨ h = 2 Dus AE = BF = 2 |
||||
d. | V is maximaal als de
afgeleide nul is: V' = 3 + 1,5 0,5 (16 - 10h + h2)-0,5 (-10 + 2h) = 0 vermenigvuldigen met (16 - 10h + h2)0,5 geeft: 3√(16 - 10h + h2) + 0,75(-10 + 2h) = 0 √(16 - 10h + h2) = -0,25(-10 + 2h) 16 - 10h + h2 = 0,0625(100 - 40h + 4h2) 16 - 10h + h2 = 6,25 - 2,5h + 0,25h2 0,75h2 - 7,5h + 9,75 = 0 de ABC-formule geeft h = 1,53 ∨ h = 8,46 De goede oplossing is dan h = 153 cm. |
||||
26. | a | y
= mx snijden met x = 4 geeft y =
4m en dus is B = (4 , 4m) y = mx snijden met y = -2 geeft mx = -2 ofwel x = -2/m en dus is A = (-2/m , -2) Pythagoras geeft dan : AB2 = (4 - - 2/m)2 + (4m - - 2)2 = (4 + 2/m)2 + (4m + 2)2 Door van beide kanten de wortel te nemen volgt de gevraagde vergelijking. |
|||
b. |
|
||||
Leg een
assenstelsel aan met de oorsprong in punt P. Dan is de H25 de lijn met vergelijking y= -4 en de V18 de lijn met vergelijking x = -7 Noem AB = y = mx Op dezelfde manier als in opgave 7 vinden we dan: A = (-7 , -7m) en B = (-4/m , -4) |
|||||
27. | a. | In het
hoogste punt is de afgeleide van de functie bij OA gelijk aan nul. y = 2x - 100 + 4 (625 - 10x)0,5 en dan vind je met de kettingregel: y' = 2 + 4 0,5 (625 - 10x)-0,5 -10 = 0 Vermenigvuldigen met (625 - 10x)0,5 geeft 2√(625 - 10x) - 20 = 0 √(625 - 10x) = 10 625 - 10x = 100 10x = 525 x = 52,5 De hoogte is dan 2 52,5 - 100 + 4 √(625 - 10 52,5) = 45 meter |
|||
b. | In
punt A is de raaklijn verticaal dus is A het randpunt van de functie
y = 2x - 100 + 4 √(625 - 10x) Dat is als 625 - 10x = 0 ofwel x = 62,5 Je kunt ook zeggen: A is het snijpunt van OA en AB. De functies aan elkaar gelijkstellen (evt. met de GR) geeft dezelfde oplossing. |
||||
c. | Dan
geldt dat de tweede functie gelijk aan nul moet zijn: 2x - 100 - 4 √ (625 - 10x) = 0 ⇒ 2x - 100 = 4 √(625 - 10x) ⇒ (2x - 100)2 = 16(625 - 10x) ⇒ 4x2 - 400x + 10000 = 10000 - 160x ⇒ 4x2 -240x = 0 ⇒ 4x(x - 60) = 0 ⇒ x = 0 of x = 60 De vuurpijl komt dus op afstand 60 meter op de grond. |
||||
28. | a. | Gelijke lengtes betekent
√(x2
+ 1600) = √(x2
- 160x + 10000) kwadrateren: x2 + 1600 = x2 - 160x + 10000 160x = 8400 ⇒ x = 52,5 |
|||
b. | De afgeleide is: 0,5(x2 + 1600)-0,5 2x + 0,5 (x2 - 160x + 10000)-0,5 (2x - 160) Dat moet gelijk zijn aan nul. Voer de formule voor L' in in de GR bij Y1 = ... Gebruik dan calc - zero en dat geeft x = 32 Die moet je weer invullen in de oorspronkelijke formule voor L, en dat geeft L ≈ 128 m. Dat is dus 4 meter minder. |
||||
29. | a. | Als de
boten bij S zijn dan is hun afstand tot S gelijk aan nul. 1,2 - 7,0t = 0 geeft t = 0,1714 uur en dat is 617 seconden 2,8 -16,5t = 0 geeft t = 0,1697 uur en dat is 611 seconden Dat scheelt dus 6 seconden |
|||
b. | Zie de figuur
hiernaast Pythagoras: D2 = (1,2 - 7,0t)2 + (2,8 - 16,5t)2 D2 = 1,44 - 16,8t + 49t2 + 7,84 - 92,4t + 272,25t2 D2 = 9,28 - 109,2t + 321,25t2 D = √(9,28 - 109,2t + 321,25t2) |
|
|||
c. | D = √(9,28 - 109,2t + 321,25t2)
= (9,28 - 109,2t + 321,25t2)0,5
D' = 0,5 (9,28 - 109,2t + 321,25t2)-0,5 (-109,2 + 642,5t) = 0 Dat kan alleen als het laatste deel nul is: -109,2 + 642,5t = 0 t = 0,169961 Invullen geeft D = 0,01116 zeemijlen Dat is 0,01116 1852 = 21 meter |
||||
30. | a. |
|
|||
x = 5 in de
figuur hierboven. BT = 40√2 dus AT = 1/2 (40√2 - 2 5) = 20√2 - 5 = 23,28 pythagoras rechts: 23,282 - 52 = h2 geeft h = 22,74 Inhoud = 1/3 52 22,74 = 189,51 cm3 |
|||||
b. | AT =
1/2
(40√2 - 2x) = 20√2
- x (20√2 - x)2 - x2 = h2 800 - 40x√2 + x2 - x2 = h2 h = √(800 - 40x√2) I = 1/3 (2x)2 √(800 - 40x√2) = 4/3 x2 √(800 - 40x√2) |
||||
c. | De afgeleide I'
moet dan nul zijn. Met de productregel: I ' = 4/3 2x (800 - 40x√2)0,5 + 4/3 x2 0,5 (800 - 40x√2)-0,5 -40√2 = 0 vermenigvuldig alles met (800 - 40x√2)0,5 dan krijg je: 4/3 2x (800 - 40x√2) - 4/3 x2 0,5 40√2 = 0 delen door 4/3 en door x, en de haakjes wegwerken: 1600 - 80x√2 - 20x√2 = 0 1600 - 100x√2 = 0 100x√2 = 1600 x = 16/√2 (≈ 11,31 cm) |
||||
31. | a. | OD2 = p2
= 102 - CD2 CD2 = 100 - p2 CD = √(100 - p2) AD = 10 + p oppervlakte O = 1/2 CB AD = 1/2 2 √(100 - p2)(10 + p) O = √(100 - p2)(10 + p) |
|||
b. | O ' = 0 met de
productregel: 0,5 (100 - p2)-0,5 -2p (10 + p) + (100 - p2)0,5 1 = 0 vermenigvuldig alles met (100 - p2)0,5 : -p (10 + p) + 100 - p2 = 0 -10p - p2 + 100 - p2 = 0 p2 + 5p - 50 = 0 (p - 5)(p + 10) = 0 p = 5 (∨ p = -10 maar dat is onzin) p = 5 geeft O = 15√75 = 75√3 |
||||
32. | De
afstand tussen A en B is L = yB -
yA = (√(-3x + 6) - (7/4x
+ 7/2)
= (-3x + 6)0,5 - 7/4x
- 7/2 Dat is minimaal als de afgeleide ervan nul is: L' = 0,5 (-3x + 6)-0,5 -3 - 7/4 = 0 (die -3 komt natuurlijk van de kettingregel) 0,5 (-3x + 6)-0,5 -3 = 7/4 1,5 (-3x + 6)-0,5 = 7/4 (-3x + 6)-0,5 = 7/6 (-3x + 6)0,5 = 6/7 -3x + 6 = 36/49 -3x = -258/49 x = 86/49 ≈ 1,755... |
||||
33. | AD =
16/√a b = OA + AB = a + AD = a + 16./√a b' = 1 - 8a-1,5 = 0 8a1,5 = 1 a1,5 = 8 a = 81/1,5 = 82/3 = 4 dan is b = 4 + 16/√4 = 12 |
||||
34. | a. | f
(x) = 3√x - 2x
+ 1 = 3x0,5 - 2x + 1 f ' (x) = 1,5x-0,5 - 2 Voor de top geldt: 1,5x-0,5 - 2 = 0 1,5x-0,5 = 2 x-0,5 = 4/3 x0,5 = 3/4 x = 9/16 Dan is y = 3 3/4 - 2 9/16 + 1 = 21/8 Dus T = (9/16, 21/8) |
|||
b. | OA
= x OP = y = 3√x - 2x + 1 oppervlakte = 0,5 OA OP = 0,5 x (3√x - 2x + 1) oppervlakte = 1,5x1,5 - x2 + x Y1 = 1,5x1,5 - x2 + x calc - maximum geeft maximale oppervlakte 1,285 |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |