|
|||||
1. | a. | x • │6 -
x │ = 5 voor x < 6: x(6 - x) = 5 6x - x2 = 5 x2 - 6x + 5 = 0 (x - 5)(x - 1) = 0 x = 5 ∨ x = 1 en die zijn beiden goed. voor x > 6: x • -(6 - x) = 5 -6x + x2 = 5 x2 - 6x - 5 = 0 ABC-formule: x = (6 ± √(36+20))/2 = -0,74 ∨ 6,74 en vanwege de voorwaarde wordt dat x = 6,74 |
|||
b. | 2x + x •
│1 - x│ = 0 voor x < 1: 2x + x( 1 - x) = 0 2x + x - x2 = 0 3x - x2 = 0 x(3 - x) = 0 x = 0 ∨ x = 3 en vanwege de voorwaarde wordt dat x = 0 voor x > 1: |
||||
c. | │x -
1│ = 2 • │5 - x│
voor x < 1; -(x - 1) = 2 • (5 - x) -x + 1 = 10 - 2x x = 9 maar die vervalt vanwege de voorwaarde voor 1 < x < 5: x - 1 = 2 • (5 - x) x - 1 = 10 - 2x 3x = 11 x = 11/3 en die voldoet. voor x > 5: x - 1 = 2 • -(5 - x) x - 1 = -10 + 2x 9 = x en die voldoet ook. |
||||
2. | neem a < b
dan zijn er weer drie gevallen: voor x < a staat er -(x - a)• -(x - b) = (x - a )(x - b) want dit laatste is positief (min keer min is plus) |
||||
dat geeft (x - a)(x - b) = (x - a )(x - b) en dat klopt. | |||||
voor a < x < b staat er (x - a)•-(x- b) = -(x - a)(x - b) want dat laatste was negatief (min keer plus is min) | |||||
dat geeft -(x - a)(x - b) = -(x - a)(x - b) en dat klopt ook | |||||
voor x > b staat er (x - a) • (x - b) = (x- a)(x - b) want dat laatste was positief (plus keer plus is plus) | |||||
dat klopt dus ook. | |||||
De regel klopt kennelijk altijd!! | |||||
3. | a. | f (x) = 2│4 - 2x│ - 3│x + 4│ | |||
splitsen bij x = 2 en bij x = -4 geeft: | |||||
•
x < -4: y = 2(4 - 2x) - 3•-(x + 4)
= 8 - 4x + 3x - 12 = -x - 4 • -4 < x < 2: y = 2(4 - 2x) - 3(x + 4) = 8 - 4x - 3x - 12 = -7x - 4 • x > 2: y = 2 • -(4 - 2x) - 3(x + 4) = -8 - 4x - 3x - 12 = -7x - 20 |
|||||
b. | 2x
•│x2 - 6x + 8│ x2 - 6x + 8 = (x - 2)(x- 4) dus splitsen bij x = 2 en x = 4: |
||||
•
x < 2 en x > 4: y = 2x(x2
- 6x + 8) = 2x3 - 12x2 + 16x • 2 < x < 4: y = 2x • -(x2 - 6x + 8) = -2x3 + 12x2 - 16x |
|||||
c. |
│x - │2 - x││ eerst de binnenste absolute waarde: splitsen bij x = 2 x < 2 geeft │x - (2 - x)│ = │2x - 2│ en dan deze weer splitsen bij x = 1: • x < 1: y = -(2x - 2) = -2x + 2 • 1 < x < 2: y = 2x - 2 x > 2 geeft │x - -(2 - x)│ = │2│ = 2 dus voor x > 2 is het altijd y = 2. |
||||
4. | | | x -
2 | - 3 | splitsen bij x = 2. x < 2 geeft | -(x - 2) - 3 | = | -x - 1 | en dan deze weer splitsen bij x = -1 • x < -1: y = -x - 1 • -1 < x < 2: y = -(-x - 1) = x + 1 x > 2 geeft | (x - 2) - 3 | = | x - 5 | en dan deze weer splitsen bij x = 5 • 2 < x < 5: y = -x + 5 • x > 5: y = x - 5 Hieronder zie de grafiek van de vier delen van deze functie: |
||||
|
|||||
Daaruit zie je eenvoudig dat er precies drie oplossingen zijn voor y = a = 3 | |||||
5. | f(x) = | -8 + | x |
| eerst splitsen bij x = 0: x > 0 geeft y = | -8 + x | en dat moet je weer splitsen bij x = 8: • 0 < x < 8 geeft y = 8 - x • x > 8 geeft y = -8 + x x < 0 geeft y = | -8 - x | en dat moet je weer splitsen bij x = -8 • x < -8 geeft y = -8 - x • -8 < x < 0 geeft y = 8 + x Hieronder zie de grafiek van de vier delen van deze functie: |
||||
|
|||||
6. | a+b. | splitsen bij x = 0. x > 0 geeft y = x² /(x² + 1) x < 0 geeft y = x²/(-x² + 1) Hiernaast zie je de grafiek van f en de lijn y = 0,5x x² /(x² + 1) = 0,5x x2 = 0,5x(x2 + 1) x2 = 0,5x3 + 0,5x 0 = 0,5x3 - x2 + 0,5x 0 = 0,5x(x2 - 2x + 1) 0 = 0,5x(x - 1)2 x = 0 ∨ x = 1 |
|||
x²/(-x²
+ 1) = 0,5x x2 = 0,5x(-x2 + 1) x2 = -0,5x3 + 0,5x 0,5x3 + x2 - 0,5x = 0 0,5x(x2 + 2x - 1) = 0 x = 0 ∨ x2 + 2x - 1 en dat geeft met de ABC-formule x = -1±√2 en daarvan is alleen -1-√2 kleiner dan 0. Aflezen uit de grafiek: f(x) < 0,5x geldt voor: 〈-1-√2, 0〉 en 〈0, 1〉 en 〈1, →〉 |
|||||
7. | De functie bestaat
vanwege het deel onder de wortel alleen voor x
≥ -2 2 - √(2x + 4) = 0 √(2x + 4) = 2 2x + 4 = 4 x = 0 Dat geeft de twee functievoorschriften: • -2 ≤ x < 0: y = 2 - √(2x + 4) • x > 0: y = -2 + √(2x + 4) Snijden met y = a 2 - √(2x + 4) = a √(2x + 4) = 2 - a 2x + 4 = (2 - a)2 2x = (2 - a)2 - 4 x = 0,5(2 - a)2 - 2 -2 + √(2x + 4) = a √(2x + 4) = a + 2 2x + 4 = (a + 2)2 2x = (a + 2)2 - 4 x = 0,5(a + 2)2 - 2 Het verschil tussen die twee oplossingen is de afstand AB: (0,5(a + 2)2 - 2) - (0,5(2 - a)2 - 2) = 0,5(a + 2)2 - 2 - 0,5(2 - a)2 + 2 = 0,5(a + 2)2 - 0,5(2 - a)2 = 0,5(a2 + 4a + 4) - 0,5(4 - 4a + a2) = 0,5a2 + 2a + 2 - 2 + 2a - 0,5a2 = 4a |
||||
8. | a. | Vanwege de teller splitsen we
functie bij x = 2: x > 2 geeft f(x) = (2x- 4)/(x - 1) x < 2 geeft f(x) = (-2x + 4)/(x\- 1) Dat geeft de grafieken hiernaast. |
|||
b | Als p
verandert draait de grafiek van g om het punt (1, 0) Voor p < 0 daalt de grafiek en is er géén snijpunt met de grafiek van f Voor p > 0 is er altijd links van de y-as een snijpunt. Het aantal snijpunten rechts van de y-as bekijken we apart: |
||||
|
|||||
A | voor p = 0 is er één snijpunt (namelijk (2, 0)). | ||||
B | hier is er één extra snijpunt, dus in totaal 2 | ||||
C | grensgeval: 2 extra snijpunten, dus in totaal 3 | ||||
D | 3 extra snijpunten dus in totaal 4. | ||||
Kortom: het
gaat om grensgeval C: voor welke p raakt de grafiek van
g die van f? functies gelijk: (2x - 4)/(x - 1) = p(x - 1) hellingen gelijk: (2(x - 1) - (2x - 4))/(x - 1)² = p ofwel p = 2/(x - 1)² de tweede invullen in de eerste: (2x - 4)/(x - 1) = 2/(x - 1) dat geeft 2x - 4 = 2 dus x = 3 en dan is p = 0,5 conclusie: p < 0 : geen snijpunt p = 0: één snijpunt 0 < p < 0,5: vier snijpunten p = 0,5: drie snijpunten p > 0,5: twee snijpunten. |
|||||
9. | Splits
de formule in twee delen. |x - 2| = 0 bij x = 2 x < 2: y = -(x- 2)•(1/2x + 2) + 1 = -1/2x2 - 2x + x + 4 + 1 = -1/2x2 - x + 5 x > 2 doet er niet toe: het gaat om de raaklijn aan het deel x < 2 y ' = -x - 1 dus x = 2 geeft helling y '= -3 De lijn y = -3x + b moet door het punt (2, 1) gaan 1 = -6 + b geeft b = 7 De raaklijn is de lijn y = -3x + 7 |
||||
10. | De
grafiek snijdt de x-as voor x > 1 Dan is |x - 1| = x - 1 x - 1 + (x- 5)/(2x - 5) = 0 (x- 5)/(2x - 5) = -x + 1 x - 5 = (-x + 1)(2x - 5) x - 5 = -2x2 + 5x + 2x - 5 2x2 - 6x = 0 2x(x - 3) = 0 x = 0 (maar die vervalt) ∨ x = 3 Verticale asymptoot: 2x- 5 = 0 dus x = 2,5 De grafiek ligt voor 2,5 < x < 3 onder de x-as. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |