|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
1. | Vul de oplossing
y = 0,5 • (ecx - e-cx)
gewoon in in de vergelijking y' = c • √(1 + y2) Dat geeft: y' = 0,5 • (cecx + ce-cx) c • √(1 + y2) = c • √(1 + (0,5(ecx - e-cx))2 ) = c • √(1 + 0,25(e2cx - 2ecx•e-cx + e-2cx)) = c • √(1 + 0,25(e2cx + e-2cx - 2)) = c • √(0,5 + 0,25e2cx + 0,25e-2cx ) = c • √(0,25(2 + e2cx + e-2cx)) (haal 0,25 buiten haakjes zodat die buiten de wortel kan) = c • 0,5√(e2cx + 2 + e-2cx) (2 kun je zien als 2 • ecx • e-cx , dan staat er √(a2 + 2ab + b2)) = c • 0,5√((ecx + e-cx)2) = c • 0,5 • (ecx + e-cx) En daar staat inderdaad precies de y' van bovenaan. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
2. | a. | De helft van het touw
heeft lengte 40 cm. h' = 1/2 • (ecx - e-cx) = c • 40 waarbij x de horizontale afstand is, in dit geval 20 Y1 = 0,5 * (e^(20X) - e^(-20X)) en Y2 = 40X en dan intersect geeft c = 0,1089 Dat geeft de vergelijking h(x) = 4,591 • (e0,1089x + e-0,1089x) |
|||||||||||||||||||||||||||||||
b. | De ophangpunten zijn
x = ±20 De helling is gelijk aan h': h' = 4,591 • (0,1089 • e0,1089x - 0,1089 • e-0,1089x) Dat geeft h'(20) = 4,357 en dat is de helling is het rechter ophangpunt. (De ketting maakt met de horizontale lijn een hoek waarvoor tanα = 4,357 dus α = 77,1º Dus met de ophangpaal maakt de ketting een hoek van 12,9º) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
3. | x1
= 0 en x2 = 60 en y1 =
120 en y2 = 90 y1 - y2 = 30 vergelijking (1) wordt dan : 30 = 1/2c • (ec(0 - x0) + e-c(0 - x0) - ec(60 - x0) - e-c(60 - x0) ) vergelijking (2) wordt dan: 1/2c • (ec(x0 - 0) - e-c(x0 - 0) + ec(60 - x0) - e-c(60 - x0)) een aantal c's gokken geeft achtereenvolgens: (L moet 150 worden) |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Laten we die laatste
maar als benadering nemen Dat geeft: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat geeft h(0)
= 181,176 dus dat moet nog 121,176 omlaag worden geschoven De formule wordt dan: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |