|
|||||
1. | a. | f(1) = 16ln1 + 12
- 12 + 11 = 0 f '(x) = 16/x
+ 2x - 12 = 0 |
|||
b. | f '' = -16x-2
+ 2 = -16/x2
+ 2 f '' = 0 geeft 16/x2 = 2 x2 = 8 x = √8 ∨ ( x = -√8 maar die kan niet want dan bestaat lnx niet) Dus er is één buigpunt, namelijk bij x = √8 |
||||
2. | f(x) = ln2x
+ 2plnx - 3 f '(x) = 2lnx • 1/x + 2p • 1/x = 2/x • (lnx + p) f '(x) = 0 ⇒ lnx = -p ⇒ x = e-p Het minimum is dan y = ln2(e-p) + 2pln(e-p) - 3 = p2 - 2p - 3 Dat is een dalparabool met de top bij p = 1 Dan is het minimum y = -4 Het minimum kan alle waarden groter of gelijk aan -4 aannemen. |
||||
3. | a. | ||||
f ' = 0 geeft
1 - lnx = 0 Þ x = e het maximum is f(e) = a• lne/e = a • 1/e a • 1/e = 3 a = 3e |
|||||
b. | Als de grafiek de
x-as onder een hoek van 30º snijdt is de helling gelijk aan tan30º =
1/3√3 De grafiek snijdt de x-as bij y = 0 dus als lnx = 0 dus x = 1 Dus moet gelden f '(1) = 1/3√3 a • (1 - ln1)/12 = 1/3√3 a = 1/3√3 De hoek is ook 30º als de helling gelijk is aan -1/3√3 en dat geeft op dezelfde manier a = -1/3√3 |
||||
4. | a. | ln2x = ln(2 -
x) 2x = 2 - x 3x = 2 x = 2/3 f '(x) = 1/(2x) • 2 = 1/x dus f '(2/3) = 3/2 de raaklijn aan de grafiek van f maakt een hoek met de x-as waarvoor geldt tanα = 3/2 ⇒ α = 56,3º g '(x) = 1/(2 - x) • -1 dus g '(2/3) = -3/4 de raaklijn aan de grafiek van f maakt een hoek met de x-as waarvoor geldt tanα = -3/4 ⇒ α = -36,9º |
|||
de hoek tussen de grafieken is
dan 180 - 56,3 - 36,9 = 86,6º zie de schets hiernaast Dat is dus ongeveer 87º |
|||||
b. | f(p) = ln2p
en g(p) = ln(2 - p) Er zijn twee mogelijkheden waarbij het lijnstuk AB gelijk is aan ln2. ln2p - ln(2 - p) = ln2 ln(2p/(2 - p)) = ln2 2p/(2-p) = 2 2p = 2(2 - p) 2p = 4 - 2p 4p = 4 p = 1 ln(2 - p) - ln2p = ln2 ln((2 - p)/2p) = ln2 (2 - p)/(2p) = 2 2 - p = 4p 2 = 5p p = 21/2 |
||||
c. | C is het punt (x,
ln2x) De helling van OC is dan Δy/Δx = ln2x/x en die is maximaal als de afgeleide ervan nul is. |
||||
Dat is nul als 1 - ln(2x)
= 0 ln(2x) = 1 2x = e x = 1/2e Dan is y = 1, dus dat is het punt (1/2e, 1) |
|||||
5. | a. | Het domein van ln x
is x > 0 dus moet gelden x + 1 > 0 en 2 - 2x > 0 dat geeft x > -1 en x < 1 dus het domein is 〈-1,1〉 |
|||
b. | |||||
(de factoren 1 en -2 komen van de kettingregel) f '(x) = 0 ⇒ 2/(x + 1) = 2/(2 - 2x) ⇒ (kruislings vermenigvuldigen) ⇒ 2(x + 1) = 2(2 - 2x) ⇒ 2x + 2 = 4 - 4x ⇒ 6x = 2 ⇒ x = 1/3 |
|||||
6. | a. | ln(4 - x)
+ 2 • ln(x + 2) = ln(4 - x) + ln(x + 2)2 = ln{(4 - x)•(x + 2)2} = ln{(4 - x)•(x2 + 4x + 4)} = ln{4x2 + 16x + 16 - x3 + 4x2 - 4x} = ln(16 + 12x - x3) |
|||
b. | |||||
⇒ 2•(16 + 12x - x3)
= 12 - 3x2 Dat lukt niet algebraïsch (derdegraads vergelijking), daarom maar met de GR. Y1 = 2•(16 + 12x - x3) en Y2 = 12 - 3x2 en dan intersect levert x = -1,09 (x = 4,589.. is geen oplossing want die bevindt zich niet binnen het domein) |
|||||
7. | a. | 168/170 = ln(−0,00216
• t + 2,7183) 0,9882 = ln(−0,00216 • t + 2,7183) e0,9882 = −0,00216 • t + 2,7183 2,6864 = −0,00216 • t + 2,7183 -0,0318 = -0,00216 • t t = 14,727 uur en dat is 14 uur en 44 minuten |
|||
b. | S = ln(−0,00216t +
2,7183) S ' = -0,00216 • 1/(-0,00216t + 2,7183) = -0,00216 • (-0,00216t + 2,7183)-1 S'' = 0,00216 • (-0,00216t + 2,7183)-2 • -0,00216 = -0,00000467 • (-0,00216t + 2,7183)-2 Dat deel tussen haakjes is een kwadraat dus altijd positief. door dat negatieve getal -0,00000467 is S'' dus altijd negatief. dat betekent dat S' negatief is en dalend, dus S zelf is toenemend dalend. |
||||
c. | het verschil is ln(−0,00216t
+ 2,7183) - (−0,0008t +1,0000) voert deze formule in bij Y1 in de GR en gebruik calc = maximum dat geeft een maximum van S = 0,00002955 (bij x = 8,47) dan is het verschil in lengte 0,00002955 • 170 = 0,005 cm. |
||||
8. | De
lengte L van AB is L = f(p) - g(p) L = 4lnp - (lnp)4 Dat is maximaal als de afgeleide nul is. L' = 4 • 1/p - 4(lnp)3 • 1/p = 0 (kettingregel) 1/p • (4 - 4lnp)3 = 0 4 - 4(lnp)3 = 0 (lnp)3 = 1 lnp = 1 p = e Dan is L = 4lne - (lne)4 = 4 - 1 = 3 |
||||
9. | a. | f
'(x) = 1/x dus f
'(p) = 1/p en dat is de
richtingscoëfficiënt van de raaklijn. De raaklijn heeft dus vergelijking y = 1/p • x + b en moet door (p, lnp) gaan Invullen geeft lnp = 1/p • p + b dus b = lnp - 1 Daarmee wordt de vergelijking y = 1/p • x + lnp - 1 |
|||
b. | Als
e -q = p dan is ln p = -q Dat geeft in de tweede vergelijking eq (1 - q) = -q - 1 Daaruit volgt; |
||||
c. | Voer
in de GR in: Y1 = e ^ X Y2 = (X + 1) / (X - 1) intersect levert X = q ≈ -1,543 Dus de richtingscoëfficiënt is ongeveer eq = e-1,543 ≈ 0,21 |
||||
10. | a. | ln(√x)
= √(lnx) ln2(√x) = lnx ln2(√x) = ln(√x)2 ln2(√x) = 2ln(√x) ln2(√x) - 2ln(√x) = 0 ln(√x) • (ln(√x) - 2) = 0 ln(√x) = 0 ∨ ln(√x) = 2 √x = 1 ∨ √x = e2 x = 1 ∨ x = e4 Het tweede snijpunt is (e4, 2) |
|||
b. | f(x) =
ln(√x) f '(x) = 1/√x • 1/2√x = 1/(2x) g(x) = √(lnx) g '(x) = 1/2√(lnx) • 1/x = 1/(2x√(lnx)) f ' = g' ⇒ 1/2x = 1/(2x√(lnx)) ⇒ √(lnx) = 1 ⇒ lnx = 1 ⇒ x = e f(e) = 1/2 en g(e) = 1 dus de afstand is 1/2. |
||||
11. | a. | De hellingen in A en B zijn
gelijk f ' = 1/2x • 2 = 1/x dus f '(xA) = 1/xA g' = 1/(x + 1) dus g'(xB) = 1/(xB + 1) 1/xA = 1/(xB + 1) xA = xB + 1 xA - xB = 1 |
|||
b. | noem xA = p
dan is xB = p - 1 yA = ln(2p) en yB = ln(1 + p - 1) = ln(p) De lijn AB heeft dus helling Δy/Δx = ln(2p) - ln(p) (want Δx = 1) Dat moet gelijk zijn aan de hellingen in A en B aan de grafiek ln(2p) - ln(p) = 1/p ln(2p/p) = ln2 = 1/p e2 = 1/p p = 1/e² en dat is xA |
||||
12. | a. | 2ln(-x) = ln(x
+ 6) ln(-x)2 = ln(x + 6) (-x)2 = x + 6 x2 - x - 6 = 0 (x - 3)(x + 2) = 0 x = 3 ∨ x = -2 Het snijpunt is x = -2 Het domein van g is 〈-6, →〉 dus de ongelijkheid geldt voor -6 < x ≤ -2 |
|||
b. | Als de driehoek gelijkbenig is met basis AB
zijn de hellingen van AC en BC tegengesteld. f '(p) = -g'(p) 2 • 1/-p • -1 = - 1/(p + 6) 2/p = - 1/(p + 6) 2(p + 6) = -p 3p = -12 p = -4 |
|
|||
c. | AB = ln4 - ln2 = ln2 f '(-4) = -1/2 = Δy/Δx dus de hoogte van de driehoek is Δx = 2Δy = 2 • 1/2ln2 = ln2 De oppervlakte is dan 1/2 • ln2 • ln2 = 1/2ln22 |
||||
13. | Als ze
elkaar raken zijn de functies gelijk en de afgeleides ook f ´(x) = 1/x g '(x) = 1/2e • 2x = x/e 1/x = x/e geeft x2 = e x = √e (-√e mag niet want dan bestaat lnx niet) f(√e) = ln(√e) = ln(e0,5) = 0,5 g(√e) = 1/2e • (√e)2 = 0,5 Die zijn gelijk dus de grafieken raken elkaar. |
||||
14. | a. | HA
= -(0,7ln(0,7) + 0,3ln(0,3)) = 0,61 HB = -(0,9ln(0,9) + 0,1ln(0,1)) = 0,33 Dus de Shannon-index van bos A is het grootst. |
|||
b. | Als
het aandeel eiken steeds kleiner wordt gaat p naar nul toe. p = 0,1 geeft H = 0,33 p = 0,01 geeft H = 0,056 p = 0,001 geeft H = 0,0079 p = 0,0001 geeft H = 0,0010 Dat nadert tot nul. |
||||
c. |
H =
- (pln(
p)
+
(1
-
p)ln(1
-
p)) H ' = -(1 • lnp + p • 1/p + -1 • ln(1 - p) + (1 - p) • 1/(1 - p) • -1) = -(lnp + 1 - ln(1 - p) - 1) = -lnp + ln(1 - p) Voor het maximum moet gelden H ' = 0 -lnp + ln(1 - p) = 0 lnp = ln(1 - p) p = 1- p 2p = 1 p = 0,5 Dus 50% eiken en 50% beuken. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |