|
|||||
1. | D = 50 geeft
10 • log(I/10-12)
= 50 log(I/10-12) = 5 I/10-12 = 105 I = 10-7 D = 55 geeft 10 • log(I/10-12) = 55 log(I/10-12) = 5,5 I/10-12 = 105,5 I = 10-6,5 Gezamenlijk is I = 10-7 + 10-6,5 = 4,16 • 10-7 D = 10 • log(4,16 • 10-7/10-12) = 10 • log(4160000) = 56,2 dB |
||||
2. | a. | D = 40 geeft 10 • log(I/10-12)
= 40 log(I/10-12) = 4 I/10-12 = 104 I = 10-8 60 leden produceren dan I = 60 • 10-8 = 6 • 10-7 D = 10 • log(6 • 10-7/10-12) = 10 • log(6 • 105) = 57,8 dB |
|||
b. | D = 75 geeft 10 • log(I/10-12)
= 75 log(I/10-12) = 7,5 I/10-12 = 107,5 I = 10-4,5 één lid produceert I = 10-8 er zijn dan 10-4,5/10-8 = 3162 leden. |
||||
3. | 10 • log(I/I0)
+ 3 = 10 • (log(I/I0) + 0,3) = 10 • (log(I/I0) + log(100,3)) = 10 • (log(I/I0)• 100,3 ) Dus I moet: 100,3 = 2 keer zo groot worden. |
||||
4. | a. | D = 50 geeft 10 •
log(I/10-12) = 50 log(I/10-12) = 5 I/10-12 = 105 I = 10-7 zes koeien extra betekent in totaal zeven koeien. I = 7 • 10-7 D = 10 • log(7 • 10-7/10-12) = 10 • log(7 • 105) = 58,5 dB |
|||
b. | 11 koeien geeft 55 dB D = 55 geeft 10 • log(I/10-12) = 55 log(I/10-12) = 5,5 I/10-12 = 105,5 I = 10-6,5 Dus één koe zou 10-6,5/11 = 2,9 • 10-8 produceren in plaats van 10-7 (die bij 50dB hoort) 2,9 • 10-8/10-7 = 0,29 Een koe loeit ongeveer 29% van de tijd. |
||||
5. | D = 130 geeft
10 • log(I/10-12)
= 130 log(I/10-12) = 12 I/10-12 = 1013 I = 10 D = 110 geeft 10 • log(I/10-12) = 110 log(I/10-12) = 11 I/10-12 = 1011 I = 0,1 I moet 100 keer kleiner worden, dan moet r 10 keer zo groot worden, dus 20 meter. |
||||
6. | D = 30 geeft
10 • log(I/10-12)
= 30 log(I/10-12) = 3 I/10-12 = 103 I = 10-9 op 1 meter afstand D = 40 geeft 10 • log(I/10-12) = 40 log(I/10-12) = 4 I/10-12 = 104 I = 10-8 op 1 meter afstand Stel dat je x meter vanaf de eerste box staat, en dus (20 - x) meter vanaf de tweede. Dan is I1 = 10-9/ x2 en I2 = 10-8/(20 - x)2 Totaal: I = 10-9/ x2 + 10-8/(20 - x)2 Plotten en dan calc - minimum geeft x = 6,34 |
||||
7. | a. | 95 = 10 • log(I • 1012) 9,5 = log(I • 1012) 109,5 = I • 1012 I = 10-2,5 |
|||
b. | 140 = 10 • log(I • 1012) 14 = log(I • 1012) 1014 = I • 1012 I = 102 Omdat één wagen 10-2,5 produceert zijn er 102/10-2,5 = 31623 wagens nodig. |
||||
c. | Omgekeerd evenredig
met s2 betekent een factor 1/s2
Als s = 0 geeft dat 1/02 en dat is oneindig groot. |
||||
d. | dB = c • 1/s2
Vul bijv. s = 2,3 en dB = 2,36 in: 2,36 = c • 1/(2,32) 2,36 = c • 0,189 c = 12,5 dus dB = 12,5/s2 |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |