|
|||||
1. | a. | Zie de figuur hiernaast. 2log(x + 4) = 5 - 2logx 2log(x + 4) + 2logx = 5 2log(x(x + 4)) = 5 x(x + 4) = 25 = 32 x2 + 4x - 32 = 0 (x - 4)(x + 8) = 0 x = 4 ∨ x = -8 Alleen x = 4 voldoet. f(x) ≤ g(x) geldt dan voor 〈0, 4] (zie de figuur) |
|
||
b. | x = p
geeft f(x) = 2log(p + 4)
en g(x) = 5 - 2logp Voor 0 < p < 4 is g > f Dan is AB = 5 - 2logp - 2log(p + 4) = 2 3 = 2logp + 2log(p + 4) 3 = 2log(p(p + 4)) 8 = p(p + 4) p2 + 4p - 8 = 0 p = (-4 ± √(16 + 32))/2 p = (-4 ± √48)/2 p = -2 ± 2√3 en de waarde tussen 0 en 4 is p = -2 + 2√3
Voor p > 4 is f > g |
||||
c. | Stel dat de
snijpunten van y = q met de grafieken van f en g
liggen bij x = p en x = p + 10 Voor q > 3 geldt : g(p) = f(p + 10) 5 - 2logp = 2log(p + 10 + 4) 5 = 2log(p + 14) + 2logp 5 = 2log(p(p + 14)) 32 = p2 + 14p p2 + 14p - 32 = 0 p = (-14 ± √(196 + 128))/2 p = (-14 ± √324)/2 p = 2 ∨ p = -16 de gezochte oplossing is p = 2 en dat geeft q = 5 - 2log2 = 4 Voor q < 3 geldt f(p) = g(p + 10) 2log(p + 4) = 5 - 2log(p + 10) 2log(p + 4) + 2log(p + 10) = 5 2log((p + 4)(p + 10)) = 5 (p + 4)(p + 10) = 32 p2 + 14p + 8 = 0 p = (-14 ± √(196 - 32))/2 p = (-14 ± √164)/2 p = -7 ± √41 De gezochte oplossing is p = -7 + √41 (≈ -0,6) Dat geeft q = f(p) = 2log(p + 4) ≈ 1,77 |
||||
2. | a. | Zie hiernaast f = g 4x - 1 = 40 - 4x 4x • 4-1 = 40 - 4x 0,25 • 4x = 40 - 4x 1,25 • 4x = 40 4x = 32 (22)x = 25 22x = 25 2x = 5 x = 2,5 f ≤ g geldt dan voor x in 〈←, 2.5] |
|
||
b. | x = p
geeft f(x) = 4p - 1 en
g(x) = 40 - 4p Voor p < 2,5: AB = 30 = 40 - 4p - 4p - 1 4p + 4p - 1 = 10 4p + 0,25 • 4p = 10 1,25 • 4p = 10 4p = 8 (22)p = 23 22p = 23 2p = 3 p = 1,5 Voor p > 2,5: AB = 30 = 4p - 1 - 40 + 4p 70 = 4p - 1 + 4p 70 = 0,25 • 4p + 4p 70 = 1,25 • 4p 4p = 56 p = 4log56 (≈ 2,90) |
||||
c. | Twee mogelijkheden: f(p) = g(p + 1) 4p - 1 = 40 - 4p+1 0,25 • 4p + 4 • 4p = 40 4,25 • 4p = 40 4p = 9,411 p = 4log9,411 = 1,62 Dan is q = f(p) = 4p - 1 = 2,35 g(p) = f(p + 1) |
||||
3. | a. | Als A het midden van BC is, dan
moet gelden; f(p) = g(-p) 0,5p - 2 = 5 - 0,5-p 0,5p • 0,5-2 = 5 - (0,5p)-1 noem 0,5p = a Dat geeft 4a = 5 - 1/a 4a2 = 5a - 1 4a2 - 5a + 1 = 0 a = (5 ± √(25-16))/8 = (5 ± 3)/8 = 1 of 1/4. a = 1 geeft 0,5p = 1 ⇒ p = 0 en dat is de flauwe oplossing A = B = C en q = 4 |
|
||
a = 1/4 geeft 0,5p = 1/4 ⇒ p = 2 |
|||||
Dan is q = f(2) = 0,52-2 = 1 | |||||
b. | PQ = f(p)
= 0,5p - 2 PR = g(p) = 5 - 0,5p Als PQ : QR = 4 : 35 dan is PQ = 4/39 • PR ofwel 39 • PQ = 4 • PR 39 • 0,5p - 2 = 4 • (5 - 0,5p) 39 • 0,5p • 0,5-2 = 20 - 4 • 0,5p 156 • 0,5p + 4 • 0,5p = 20 160 • 0,5p = 20 0,5p = 1/8 0,5p = 0,53 p = 3 |
||||
4. | Als AB = 3p
dan is AC = 5p Dus moet gelden f(3p) = g(5p) 6log(3p + 2) = 6log(5p) - 1/5 6log(5p) - 6log(3p + 2) = 1/5 6log(5p/(3p + 2)) = 1/5 5p/(3p + 2) = 61/5 = 1,43 5p = 1,43 • (3p + 2) 5p = 4,29p + 2,86 0,71p = 2,86 p = 4,05 Dan is q = f(3p) = 1,48 |
||||
5. | a. | 2log (1/x)
= 2log(8
- x)
1/x = 8 - x 1 = 8x - x2 x2 - 8x + 1 = 0 x = (8 ± √(64 - 4))/2 = 7,87 of 0,13 x = 7,87 geeft y = -2,98 x = 0,13 geeft y = 2,98 |
|||
b. | De lengte van zo'n
lijnstuk is L = 2log(8
- x)
- 2log(1/x) L = 2log((8 - x) • x) = 2log(8x - x2) 2logx is maximaal als x maximaal is. in dit geval moet 8x - x2 maximaal zijn en dat is bij de top van deze parabool, dus bij x = -8/-2 = 4 een langer lijnstuk is dus NIET mogelijk. |
||||
c. | y = h
geeft met de grafiek van f(x) het snijpunt bij
2log(1/x) = h 1/x = 2h ⇒ xP = 1/2h y = h geeft met de grafiek van x het snijpunt bij 2log(8 - x) = h 8 - x = 2h ⇒ xQ = 8 - 2h De afstand PQ = xQ - xP = 8 - 2h - 1/2h |
||||
d. | 5,5 = 8 - 2h
- 1/2h
Noem 2h = a Dan staat er 5,5 = 8 - a - 1/a 5,5a = 8a - a2 - 1 a2 - 2,5a + 1 = 0 (a - 0,5)(a - 2) = 0 a = 0,5 ∨ a = 2 2h = 0,5 ∨ 2h = 2 h = -1 ∨ h = 1 |
||||
6. | Stel xB
= p Dan moet gelden: xC = 3p dus is f(p) = f(3p) 2 • (1/3)p • p = 2 • (1/3)3p • 3p 2 • (1/3)p = 6 • (1/3)3p (1/3)-2p = 6/2 = 3 -2p = -1 p = 1/2 q = f(p) = 2 • (1/3)0,5 • 0,5 = √(1/3) |
||||
7. | Stel xB
= 2p dan is xC = 5p Dan moet gelden f(2p) = f(5p) -4 • 2p • 2log2p = -4 • 5p • 2log5p 2 • 2log2p = 5 • 2log5p 2log(2p)2 = 2log(5p)5 (2p)2 = (5p)5 4p2 = 3125p5 4p2 - 3125p5 = 0 p2 (4 - 3125p3) = 0 p = 0 ∨ 4 = 3125p3 p = 0 ∨ p = (4/3125)1/3 = 0,1086 p = 0,1086 geeft q = f(2p) = -4 • 2p • 2log2p = 1,9137 |
||||
8. | a. | x = a geeft
yf = 2log(a + 4) en yg
= 8 - 2loga De afstand is yf - yg of yg - yf. yf - yg = 3 2log(a + 4) - 8 + 2loga = 3 2log((a + 4)a) = 11 (a + 4)a = 211 = 2048 a2 + 4a - 2048 = 0 de ABC-formule geeft a = 43,3 ∨ a = -47,3 De oplossing die voldoet is a = 43,3 |
|
||
yg - yf.=
3 8 - 2loga - 2log(a + 4) = 3 5 = 2loga + 2log(a + 4) 5 = 2log(a(a + 4)) 25 = 32 = a(a + 4) a2 + 4a - 32 = 0 de ABC-formule geeft dan a = 4 ∨ a = -8 De oplossing die voldoet is a = 4 |
|||||
b. | Er moet gelden
f(p) = g(p + 130) of g(p)
= f(p + 130) f(p) = g(p +
130) g(p) = f(p + 130) |
||||
9. | a. | 4ex = p ex = p/4 x = ln(p/4) |
|||
b. | 2 - e-2x =
p e-2x = 2 - p -2x = ln(2 - p) x = -1/2ln(2 - p) x = ln(2 - p)-0,5 x = ln(1/√(2 - p)) |
||||
c. | De lengte van AB is
L = xB - xA = -1/2ln(2
- p) - ln(p/4) L = -0,5ln(2 - p) - (ln(p) - ln4) L = -0,5ln(2 - p) - lnp + ln4 |
||||
d. | De lengte is minimaal
als de afgeleide nul is. L ' = -0,5 • 1/(2 - p) • -1 - 1/p = 0 0,5/(2 - p) = 1/p 0,5p = 2 - p 1,5p = 2 p = 4/3 Dan is L = -0,5ln(2 - 4/3) - ln4/3 + ln4 = 1,30 |
||||
10. | a. | x = p
geeft yA = √p
• lnp en yB = √p Dan is AB = yB - yA = √p - √p • lnp = √p (1 - lnp) |
|||
b. | AB is maximaal als de afgeleide
nul is: 1/2√p • (1 - lnp) + √p • -1/p = 0 1/(2√p) • (1 - lnp) = √p/p = 1/√p 1 - lnp = 2 lnp = -1 p = e-1 |
||||
c. | De oppervlakte van
driehoek OAB is 0,5 • p • AB = 0,5p√p
(1 - lnp) = 0,5p1,5 •(1 - lnp) De oppervlakte is maximaal als de afgeleide ervan nul is; 1,5 • 0,5 • p0,5 • (1 - lnp) + 0,5p1,5 • -1/p = 0 0,75p0,5(1 - lnp) = 0,5p0,5 0,75(1 - lnp) = 0,5 1 - lnp = 2/3 lnp = 1/3 p = e1/3 |
||||
11. | a. | yR
= 1 2logxR = 1 xR = 2 xQ = 2 yQ = 22 = 4 yP = 4 2logxP = 4 xP = 24 = 16 dus P = (16, 4) |
|||
b. | Punt S bestaat niet
als yS ≤ 0 yS = 0 geeft yR = 0 2logxR = 0 xR = 1 xQ = 1 yQ = 21 = 2 yP = 2 2logxP = 2 xP = 22 = 4 Als xP ≤ 4 dan bestaat punt S niet. |
||||
12. | a. | Stel xA = p, dan is
xB = p + 3 Die moeten dezelfde y opleveren Dus log(√p) = log(p + 3)√(p + 3)) - 1 Y1 = log(√X) Y2 = log((X + 3)√(X + 3)) - 1 intersect geeft twee snijpunten: X = 4,8648... en Y = q = 0,34 X = 0,38936... en Y = q = -0,20 |
|||
b. | DE = log(p√p)
-
1 CE = log(√p) CD = DE - CE = log(p√p) - 1 - log(√p) CD = log(p√p) - log10 - log(√p) CD = log(p√p/1√p) - 1 = log(p) - 1 CE = log(p0,5) = 0,5logp |
||||
CD/CE = (logp - 1)/0,5logp = (2logp - 2)/logp | |||||
c. | Deel teller en noemer door log(p): | ||||
als log(p) naar oneindig gaat, gaat 2/log(p)
naar nul. Dan gaat de breuk naar 2/1 = 2 |
|||||
13. | a. | Een
log-grafiek heeft een verticale asymptoot bij log(0) verticale asymptoot van f: 2x - 4 = 0 dus x = 2 verticale asymptoot van g: 6 - x = 0 dus x = 6 snijpunt f en g: log(2x - 4) = log(6 - x) 2x - 4 = 6 - x 3x = 10 x = 31/3 de afstanden van S tot de asymptoten zijn 4/3 en 8/3 De afstand van S naar de asymptoot van g is dus twee keer zo groot als van S naar de asymptoot van f |
|||
b. | Als de
verticale afstand 1 is, dan is f(p) - g(p) =
1 log(2x - 4) - log(6 - x) = 1 log((2x - 4)/(6 - x)) = 1 (2x - 4)/(6 - x) = 101 = 10 2x - 4 = 10(6 - x) 2x - 4 = 60 - 10x 12x = 64 x = 51/3 = a |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |