|
|||||
1. | a. | De 5 is de
beginwaarde in 1900. Stel de groeifactor g en de eindwaarde 13,4 in 1974 (t = 7,4) Dan geldt: 13,4 = 5 • g7,4 ⇒ g7,4 = 2,68 ⇒ g = 2,68(1/7,4) = 1,14249959... |
|||
b. | 1945 is t
= 4,5 en dat geeft N = 5 • 1,1424,5 = 9,087982... ofwel
9087982 inwoners Aflezen in de grafiek geeft N = 106,88 = 7585776 Dat scheelt dus ongeveer 1,5 miljoen mensen. |
||||
c. | Per 10 jaar is de
groeifactor 1,142, en de groei dus ongeveer 14%. 5% per jaar is 1,0510 = 1,6288 dus 63% per 10 jaar. 10% per jaar is nog meer. 5% per 5 jaar is 1,052 = 1,1025 dus 10% per 10 jaar. 10% per 5 jaar geeft 1,12 = 1,21 dus 21% per 10 jaar. De 14% ligt daar tussen, dus het gaat om een percentage per 5 jaar. |
||||
2. | Maak een schaalverdeling op de y-as
waarbij je het stuk tussen 1 en 10 in 10 stukjes verdeelt Dat zijn de waarden 100, 100,1 , 100,2, ...., 101 Bij t = 27 hoort dan de waarde 100,3 = 1,995... (zie de figuur) |
||||
|
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |