|
|||||
1. | a. | t = 0 geeft R = 140
t = 2,5 geeft R = 180 gemiddelde verandering is 40/2,5 = 16 t = 0 geeft P = 3000 t = 2,5 geeft P = 4000 gemiddelde verandering is 1000/2,5 = 400 |
|||
b. | de periode is 10, dus t =
21 is hetzelfde als t = 1 en t = 25 is
hetzelfde als t = 4 t = 1 geeft R = 200 t = 4 geeft R = 280 gemiddelde verandering is 80/3 ≈ 27 t = 1 geeft P = 3600 t = 4 geeft P = 3600 gemiddelde verandering is 0 |
||||
c. | P is een sinusgrafiek
met maximum (2.5, 4000) en minimum (7.5, 2000) de evenwichtslijn is P = 3000 de amplitude is 1000 de periode is 10, dus in de formule staat 2π/10 = p/5 beginpunt een kwartperiode vóór het maximum dus bij t = 0 Dat geeft P(t) = 3000 + 1000 • sin(π/5 • t) R is een sinusgrafiek met maximum (3.5, 300) en minimum (9, 100) de evenwichtslijn is R = 200 de amplitude is 100 de periode is 10, dus in de formule staat 2π/10 = π/5 beginpunt een kwartperiode vóór het maximum dus bij t = 1 Dat geeft R(t) = 200 + 100 • sin(π/5•( t - 1)) Hieronder zie je beide grafieken |
||||
|
|||||
d. | P zal toenemen en R zal afnemen,
dat betekent dat de grafiek heen en weer slingerend naar rechtsonder zal
lopen. Zoiets als hiernaast geschetst. |
|
|||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |