|
|||||
1. | a. | zie de figuur hiernaast. (1/2x)2 + h2 = x2 h2 = x2 - 1/4x2 = 3/4x2 h = √(3/4x2) = 1/2x√3 Dan is de oppervlakte van het grondvlak 1/2 • x • h = 1/4x2√3 Stel de hoogte van het prisma gelijk aan H, dan is de inhoud I = 1/4√3 • x2• H |
|
||
De totale lengte is
120 en dat is 6x + 3H, dus 6x + 3H = 120 3H = 120 - 6x H = 40 - 2x en dat kun je invullen in de inhoudsformule: |
|||||
b. | I = x2
• 10√3 - x3 •
1/2√3 I ' = 2x • 10√3 - 3 • 1/2√3x2 = 20√3 • x - 11/2√3 • x2 I ' = 0 geeft dan x√3(20 - 11/2• x) = 0 x = 0 ∨ 20 - 11/2x = 0 x = 0 ∨ x = 131/3 x = 131/3 geeft I = 1026,4 cm3 |
||||
2. | a. | vul 2 punten in, bijv
(2, 8.11) en (18, 35.49) dat geeft 8,11 = 8 + a • 2b en 35,49 = 8 + a • 18b 0,11 = a • 2b en 27,49 = a • 18b Die nu de tweede gedeeld door de eerste: 27,49/0,11 = 9b 9b = 250 ⇒ b = 2,51 0,11 = a • 22,51 geeft dan a ≈ 0,02 |
|||
b. | 5 km lopen met
snelheid v km/uur kost 5/v uur 8 + 0,02 • v2,6 ademhalingen per minuut is 480 + 1.2 • v2,6 ademhalingen per uur. In 5/v uur doe je dus 5/v • (480 + 1,2 • v2,6 ) = 2400/v + 6 • v1,6 ademhalingen. Elke ademhaling is 0,2 liter, dus dat is 480/v + 1,2 • v1,6 liter lucht. |
||||
c | L ' = 0 voor het
minimum; -480 • v-2 + 1,2 • 1,6 • v0,6 = 0 vermenigvuldig alles met v2: -480 + 1,92 • v2,6 = 0 1,92 • v2,6 = 480 v2,6 = 250 v = 2501/2,6 = 8,36 km/uur |
||||
3. | a. | Noem de lengte L (en
de breedte x) Dan geldt 2L + 4x = 500 2L = 500 - 4x L = 250 - 2x O = L • x = (250 - 2x) • x = 250x - 2x2 |
|||
b. | O ' = 0 250 - 4x = 0 x = 62,5 O = 250x - 2x2 = 7812,5 m2 |
||||
4. | a. | Noem de breedte van
de omheining B, dan geldt als je de omheining volgt: x + B
+ x + 12 + B = 80 2x + 2B = 68 x + B = 34 B = 34 - x O = (x + 12) • B = (x + 12)(34 - x) = 34x - x2 + 408 - 12x = 22x - x2 + 408 |
|||
b. | O ' = 0 22 - 2x = 0 x = 11 O = 22x - x2 + 408 = 529 m2 |
||||
c. | Met omheininglengte L
geldt: (zie uitwerking a) x + B + x + 12 + B = L 2x + 2B = L - 12 x + B = 0,5L - 6 B = 0,5L - 6 - x O = (x + 12) • B = (x + 12)(0,5L - 6 - x) = 0,5Lx - 6x - x2 + 6L - 72 - 12x O ' = 0,5L - 6 - 2x - 12 Dat moet nul worden voor x = 8 0 = 0,5L - 6 - 16 - 12 0,5L = 34 L = 68 m |
||||
5. | a. | noem de hoogte van de
cilinder h twee cirkels hebben lengte 4πr, en de vier opstaande ribben 4h dus 4πr + 4h = 100 4h = 100 - 4πr h = 25 - πr De inhoud is I = πr2 h = πr2 • (25 - πr) = 25πr2 - π2r3 |
|||
b. | I ' = 0 50πr - 3π2r2 = 0 πr(50 - 3πr) = 0 πr = 0 ∨ 50 - 3πr = 0 r = 0 ∨ r = 50/3π r = 50/3π geeft Imax = 736,8 |
||||
c. | met n ribben (zie
uitwerking a): twee cirkels hebben lengte 4πr, en de vier opstaande ribben nh dus 4πr + nh = 100 nh = 100 - 4πr h = 100/n - 4πr/n De inhoud is I = πr2 h = πr2 • (100/n - 4πr/n) = 1/n(25πr2 - π2r3) I ' = 0 geeft dan 1/n •(50pr - 3π2r2) = 0 50pr - 3π2r2 = 0 en dat heeft dezelfde oplossing als in vraag b) |
||||
6. | a. | zie de figuur hiernaast. AC2 = x2 + x2 = 2x2 AC = √(2x2) = √2 • x Dan is y = AS = 1/2√2 • x z2 = h2 + y2 ⇒ h2 = z2 - y2 = z2 - (1/2√2x)2 = z2 - 1/2x2 totale lengte: 4z + 4x = 120 ⇒ z = 30 - x h2 = (30 - x)2 + 1/2x2 = 900 - 60x + x2 - 1/2x2 = 900 - 60x + 1/2x2 h = √(900 - 60x + 1/2x2) |
|
||
I = 1/3 • x2 • h = 1/3x2 • √(900 - 60x + 1/2x2) | |||||
b. | Y1 = 1/3
• X^2 • √(900 - 60X + 0,5X^2) calc - maximum geeft dan Imax = 821,29 (voor x = 13,94) |
||||
7. | a. | zie het vooraanzicht hiernaast. de driehoeken AEC en AMT zijn gelijkvormig AE/EC = AM/MT AM = 4, MT = 12, EC = h, AE = 4 - 0,5x invullen: (4 - 0,5x)/h = 4/12 12(4 - 0,5x) = 4h 48 - 6x = 4h h = 12 - 1,5x I = x2h = x2(12 - 1,5x) = 12x2 - 1,5x3 |
|
||
b. | I ' = 0
⇒ 24x - 4,5x2
= 0 x(24 - 4,5x) = 0 x = 0 ∨ x = 51/3 Imax = 12 • (51/3)2 - 1,5 • (51/3)3 = 1137/9 Itotaal = 1/3 • 82 • 12 = 256 dat is dan 1137/9 / 256 • 100% = 444/9% |
||||
c. | de berekening gaat
hetzelfde als in vraag a, met r = 1/2x,
dus x = 2r I = πr2h = πr2h = π • r2h = π • r2 (12 - 1,5 • 2r) = π • 12r2 - π • 3r3 |
||||
d. | I ' = 24πr
- 9πr2 = 0 πr (24 - 9r) = 0 πr = 0 ∨ 24 - 9r = 0 r = 0 ∨ r = 24/9 = 8/3 r = 8/3 geeft I = 89,36 dat is 89,36/256 • 100% = 34,9% |
||||
8. | Noem de hoogte van
het schuurtje h, dan zijn de kosten: voor- en achterkant: 2 • 1,5x • h • 150 = 450xh links en rechts: 2 • x • h • 150 = 300xh bovenkant: 1,5x • x • 250 = 375x2 samen is dat K = 450xh + 300xh + 375x2 = 750xh + 375x2 de inhoud moet 60 zijn: 1,5x • x • h = 60 ⇒ h = 40/x2 invullen in de kostenformule: K = 750x • 40/x2 + 375x2 = 30000/x + 375x2 = 30000x-1 + 375x2 K' = -30000x-2 + 750x = 0 vermenigvuldig met x2 : -30000 + 750x3 = 0 x3 = 30000/750 = 40 x = 401/3 = 3,42 Dan is K = 30000/x + 375x2 = €13158,- |
||||
9. | a. | Noem de hoogte van
het doosje h dan geldt voor de kosten: vier zijkanten: 4 • x • h • 0,005 = 0,02xh: deksel: 0,008x2 bodem: 0,005x2 samen is dat K = 0,013x2 + 0,02xh inhoud: x2h = 8000 ⇒ h = 8000/x2 invullen in de kostenformule: K = 0,013x2 + 0,02x • 8000/x2 = 0,013x2 + 160/x |
|||
b. | K = 0,013x2
+ 160/x = 0,013x2 + 160x-1
K ' = 0,026x - 160x-2 = 0 vermenigvuldig met x2: 0,026x3 - 160 = 0 0,026x3 = 160 x3 = 6153,85 x = 18,325 K = 0,013x2 + 160/x = €13,10 |
||||
10. | a. | noem de hoogte van
het potje h de kosten zijn; glazen bodem: πr2 • 0,02 glazen zijkant: 2πr • 0,02 • h metalen bovenkant: πr2 • 0,05 metalen zijkant: 2πr • 2 • 0,05 totaal: K = 0,02πr + 0,05πr2 + 0,04πrh + 0,2πr = 0,07πr2 + 0,04πrh + 0,2πr inhoud: I = πr2h = 1000 dus h = 1000/πr2 dat geeft: K = 0,07πr2 + 0,04πr • 1000/πr2 + 0,2πr K = 0,07πr2 + 40/r + 0,2πr |
|||
b. | Y1 = 0,07πX2
+ 40/X + 0,2πX calc - minimum geeft minimale kosten K = 16,03 (voor r = 4,07) |
||||
11. | Noem de straal van
het grondvlak r De kosten zijn dan: boven- plus onderkant: 2 • πr2 • 0,004 = 0,008πr2 de mantel: 2πrh • 0,004 = 0,008πrh de naden: (h + 2 • 2πr) • 0,008 = 0,008h + 0,032πr samen is dat K = 0,008πr2 + 0,008πrh + 0,008h + 0,032πr de inhoud is 1000: πr2h = 1000 ⇒ h = 1000/πr2 dat geeft K = 0,008πr2 + 0,008πr • 1000/πr2 + 0,008 • 1000/πr2 + 0,032πr K = 0,008πr2 + 8/r + 8/πr2 + 0,032πr Y1 = 0,008πX^2 + 8/X + 8/(πX^2) + 0,032πX calc - minimum geeft dan minimale kosten €2,83 (voor r = 5,04) |
||||
12. | a. | Een vierkant is de figuur die bij een gegeven omtrek de grootste oppervlakte heeft. | |||
b. | Noem de zijden van het vierkant
x en de lengte L. I = x2L omtrek: L + 4x = 250 dus L = 250 - 4x Dan is I = x2(250 - 4x) = 250x2 - 4x3 I ' = 500x - 12x2 = 0 x(500 - 12x) = 0 x = 0 ∨ x = 500/12 = 412/3. I = 250x2 - 4x3 = 144676 |
||||
c. | Noem de straal van het grondvlak
r en de lengte L I = πr2 L omtrek: L + 2πr = 250 dus L = 250 - 2πr Dan is I = πr2(250 - 2πr) = 250πr2 - 2π2r3 I ' = 500πr - 6π2r2 = 0 r(500π - 6π2r) = 0 r = 0 ∨ r = 500/6π = 26,53 I = 250πr2 - 2π2r3 = 184207 |
||||
13. | a. | Noem M het midden van AB. de driehoeken CMA en PQA zijn gelijkvormig CM/MA = PQ/QA 10/6 = PQ/x PQ = 5/3x QR = AB - 2x = 12 - 2x oppervlakte is O = PQ · QR = 5/3x(12 - 2x) = 20x - 10/3x2 |
|||
b. | O ' = 20 -
20/3x
= 0 x = 3 O = 20x - 10/3x2 = 30 |
||||
c. | Met hoogte H geeft
dezelfde berekening als in vraag a: H/6 = PQ/x PQ = Hx/6 oppervlakte is O = Hx/6 (12 - 2x) = 2Hx - 1/3Hx2 O '= 2H - 16x - 2/3xH = 0 x = 3 Dan is QR = 12 - 6 = 6 dus moet PQ ook 6 zijn, anders is het geen vierkant: Hx/6 = 3H/6 = 6 H = 12 |
||||
14. | a. | maïs is x2
koolzaad is (400 - x)2 = 160000 - 800x + x2 dan blijft over: 400 · 300 - x2 - 160000 + 800x - x2 = 800x - 40000 - 2x2 |
|||
b. | O ´ = 800 - 4x
= 0 x = 200 Dus de maïs 200 bij 200 en het koolzaad ook. |
||||
15. | a. | Stel dat de balk x bij
x bij h is. Kosten: links, rechts en voor: 3· xh · 50 = 150xh boven: 80x2 bodem: 30x2 In totaal K = 150xh + 110x2 inhoud: x2h = 30 dus h = 30/x2 dan is K = 150x(30/x2) + 110x2 = 4500/x + 110x2 Prisma: stel de bodem x bij x en de hoogte van
het voorvlak h |
|
||
b. | Balk: K = 4500/x + 110x2
= 4500x-1 + 110x2 K' = -4500x-2 + 220x = 0 vermenigvuldig met x2 : -4500 + 220x3 = 0 x3 = 4500/220 = 20,45 x = 20,451/3 = 2,73 K = 4500/x + 110x2 = 2468,16 Prisma: 4500/x - 5x2 + 80x2√2 = 4500x-1 + 110x2 + 80x2√2 K ' = -4500x-2 + 220x + 160x√2 = 0 vermenigvuldig met x2 : -4500 + 220x3 + 160x3√2 = 0 x3 • (220 + 160√2) = 4500 x3 = 10,08 x = 2,16 K = 4500/x - 5x2 + 80x2√2 = 2587,78 |
||||
16. | Noem de breedte van
het kastje B en de hoogte h Dan geldt voor de inhoud I = 50Bh Maar de totale lengte is: 3B + 4h = 600 h = 150 - 0,75B Dan is I = 50B(150 - 0,75B) = 7500B - 37,5B2 I ' = 7500 - 75B = 0 B = 100 I = 7500B - 37,5B2 = 375000 cm3 |
||||
17. | Noem de straal van
het grondvlak van het badje r, dan is de hoogte h =
6 - r inhoud I = πr2h = πr2 (6 - r) = 6πr2 - πr3 I ' = 12πr - 3πr2 = 0 πr(12 - 3r) = 0 r = 0 ∨ r = 4 r = 4 geeft I = 6πr2 - πr3 = 32π = 100,53 |
||||
18. | Met w glazen
wijn en s sigaren geldt: 100 = 3w + 2s
dus s = 50 - 1,5w G = w2 • s = w2(50 - 1,5w) = 50w2 - 1,5w3 G ´ = 90w - 4,5w2 = 0 w(90 - 4,5w) = 0 w = 0 ∨ w = 90/4,5 = 20 w = 20 geeft s = 50 - 1,5w = 20 Hij moet 20 sigaren en 20 glazen wijn nemen. |
||||
19. | Noem de lengte van
het stuk land L en de totale lengte van het gaas G Dan geldt: L + 3x = G ⇒ L = G - 3x oppervlakte: O = xL = x(G - 3x) = xG - 3x2 O ' = G - 6x Dat is nul als x = 100, dus G = 600 |
||||
20. | a. | Oppervlakte 30 betekent BL = 30 ⇒ B = 30/L | |||
b. | K = 21271L-1
+ 232,6L K ' = -21271L-2 + 232,6 = 0 vermenigvuldig met L2: -21271 + 232,6L2 = 0 232,6L2 = 21271 L2 = 91,45 L = 9,56 en dan is B = 30/L = 3,14 |
||||
21. | a. | Zie de figuur hiernaast. b + 2x = 80 dus x = 40 - 0,5b sin30˚ = 0,5 = y/x dus y = 0,5x = 20 - 0,25b cos30˚ = 1/2√3 = h/x dus h = 1/2√3x = 1/2√3(40 - 0,5b) oppervlakte: O = hb + hy O = 1/2√3(40 - 0,5b)b + 1/2√3(40 - 0,5b)(20 - 0,25b) O = 1/2√3{40b - 0,5b2 + 800 - 10b - 10b + 0,125b2 } O = 1/2√3(-0,375b2 + 20b + 800) O = √3(-0,1875b2 + 10b + 400) |
|||
b. | O ' =
√3(-0,375b + 10) = 0 b = 10/0,375 = 262/3 O = √3(-0,1875b2 + 10b + 400) = 923,76 |
||||
22. | Teken de diameter
door de doorsnede van de balk. Dan geldt: (2r)2 = x2 + y2 dus y2 = 4r2 - x2 = 324 - x2 D = 3xy2 = 3x(324 - x2) = 972x - 3x3 D ' = 972 - 9x2 = 0 9x2 = 972 x2 = 108 x = 10,39 en dan is y2 = 324 - x2 = 216 dus y = 14,70 |
||||
23. | noem de zijden van de
driehoek x, dan is de lengte voor het vierkant 2 - 3x
dus zijn de zijden van het vierkant 1/4(2 - 3x) = 0,5 - 0,75x De oppervlakte van het vierkant is (0,5 - 0,75x)2 = 0,25 - 0,75x + 0,5625x2 |
||||
Noem de hoogte van de
driehoek h, dan geldt: h2 + (0,5x)2 = x2 h2 = x2 - 0,25x2 h2 = 0,75x2 h = x√(0,75) de oppervlakte is dan 0,5 · x · x√(0,75) = 0,5x2√0,75 |
|||||
oppervlakte driehoek
plus vierkant: O = 0,25 - 0,75x + 0,5625x2
+ 0,5x2√0,75 maximum: O ' = -0,75 + 1,125x + x√0,75 = 0 x(1,125 + √0,75) = 0,75 x · 1,991 = 0,75 x = 0,377 Dan is O = 0,25 - 0,75x + 0,5625x2 + 0,5x2√0,75 = 0,1087 m2 |
|||||
24. | a. | De aankoopkosten van de grond per hectare zijn ƒ170.000,-. Als er x
woningen op gebouwd worden is dat per woning 170000/x
in guldens ofwel 170/x = 170 • x -1 in
duizenden guldens. Dat is KA Den kosten voor het bouwrijp maken zijn B = 0,4 • x1,8 dus per woning is dat (0,4•x1,8)/x = 0,4 • x0,8 en dat is KB |
|||
b. | KA
+ KB =
170 • x-1 + 0,4 • x0,8 De afgeleide daarvan is -1 • 170 • x-2 + 0,4 • 0,8 • x-0,2 = -170x-2 + 0,32x-0,2 Plot deze afgeleide en kijk wanneer hij nul is Dat is bij x = 32,6629 x is een aantal huizen en moet dus een geheel getal zijn. x = 32 geeft K = 11,7125 x = 33 geeft K = 11,7110 Voor minimale kosten moet de gemeente dus 33 woningen per hectare bouwen. In dat geval is KA = 170 • 32-1 = 5,1515... en KB = 0,4 • 330,8 = 6,5595.... Die zijn dus niet gelijk. |
||||
25. | a. | 50 cm per dwarsbuis. voor 10 dwarsbuizen is dan 500 cm nodig dus voor de rechtopstaande buizen blijft 900 - 500 = 400 cm over dat is 200 cm per stuk. De hoogte is dus 200 cm. |
|||
b. | Volg de
redenering van de vorige vraag: b cm per dwarsbuis voor 10 dwarsbuizen is dan 10b cm nodig dus voor de rechtopstaande buizen is 900 - 10b cm over dat is 450 - 5b per stuk. Dus h = 450 - 5b of: de totale lengte is 2h + 10b en dat moet 900 zijn 2h + 10b = 900 geeft 2h = 900 - 10b dus h = 450 - 5b of: Als er een lineair verband is, dan geldt h = a • b + c Twee waarden die voldoen zijn bijv. (b = 0 en h = 450) en (b = 50 en h = 200 (vraag 20)) a = Δh/Δb = (200 - 450)/(500 - 0) = -5 bij b = 0 is h = 450 dus c = beginwaarde = 450 Dat geeft h = -5 • b + 450 |
||||
c. | V' = -5 • 2 • b
+ 450 = -10b + 450 maximale V vinden we als V'= 0 dus -10b + 450 = 0 ⇒ 10b = 450 ⇒ b = 45 b = 45 geeft V = -5 • 452 + 450 • 45 = 10125 cm2 |
||||
26. | a. | De oppervlakte van
een cilinder is 2πr2+
2πrh = 2πr2
+ 2πr ·
8000/πr2
= 2πr2 + 16000/r De inhoud is πr2h |
|||
b. | F = 2r -1 +
π/4000 • r2 F '= -2r -2 + 2π/4000 • r = 0 vermenigvuldig alles met r2 : -2 + 2π/4000 • r3 = 0 ⇒ 2π/4000 • r3 = 2 ⇒ 0,00157 • r3 = 2 ⇒ r3 = 1273,24 ⇒ r = (1273,24)1/3 ≈ 10,8 cm |
||||
27. | a. | A(t,8) en
B(8,0) dus Pythagoras geeft: AB = √((t - 8)2 + 82 ) = √(t2 - 16t + 64 + 64) = √(t2 - 16t + 128) |
|||
b. | Een gelijkbenige
driehoek met lange zijde t heeft rechthoekszijden 1/2√2•t Een gelijkbenige driehoek met lange zijde 16 - t heeft rechthoekszijden 1/2√2• (16 - t) De oppervlakte is dus 1/2√2• t • 1/2√2• (16 - t) = 1/4 • 2 • (16t - t2) = 8t - 1/2t2 |
||||
c. | G'(t) = -t
+ 8 en dat is nul als t = 8
a'(t) = 1/2(128
- 16t + t2 )-1/2 • (-16 + 2t)
en dat is nul als -16 + 2t = 0 ofwel als t = 8. |
||||
28. | a. | de zijden van de
bodem zijn beiden b - 2x en de hoogte is x De inhoud is dan I = (b - 2x)2 x I = (b - 2x)(b - 2x)x I = (b2 - 2xb - 2bx + 4x2)x I = b2x - 4x2b + 4x3 |
|||
b. | I ' = b2 - 8xb
+ 12x2 x = 1/6b geeft I ' = b2 - 8 · 1/6b2 + 12 (1/6)2b2 I ' = b2 - 8/6b2 + 12/36b2 = 0b2 = 0 Dat is dus een maximum. |
||||
29. | a. | De
breedte is gelijk aan (1 - 1/p) De lengte is gelijk aan (3 - p) (1 - 1/p) • (3 - p) = 1/2 3 - p - 3/p + 1 = 1/2 vermenigvuldig met p: 4p - p2 - 3 + p = 1/2p p2 - 3,5p + 3 = 0 ABC formule geeft p = 2 of p = 1,5 |
|||
b. | Als de
oppervlakte maximaal is moet de afgeleide nul zijn: O = 4/3(-p + 4 - 3p-1 ) dus O' = 4/3(-1 + 3/p2) = 0 dat geeft 3/p2 = 1 ⇒ p2 = 3 ⇒ p = √3. (p = -√3 voldoet niet). |
||||
30. | Als de
zijde van A gelijk is aan x, dan is de zijde van B gelijk aan 30
- x Dan is de zijde van C gelijk aan 20 - zijde van B = 20 - (30 - x) = x - 10 A + B + C = x2 + (30 - x)2 + (x - 10)2 D = 20 • 30 - A - B - C = 600 - x2 - (30 - x)2 - (x - 10)2 = 600 - x2 - (900 - 60x + x2) - (x2 - 20x + 100) = 600 - x2 - 900 + 60x - x2 - x2 + 20x - 100 = -3x2 + 80x - 400 Dat is maximaal als de afgeleide ervan nul is: -6x + 80 = 0 ⇒ x = 80/6 = 131/3 |
||||
31. | a. | de
lange kant van het papier heeft lengte 2l + 2h de smalle kant heeft lengte b + 2 • 0,5h = b + h de oppervlakte is dan (2l + 2h)(b + h) = 2lb + 2lh + 2hb + 2h2 |
|||
b. |
De inhoud is I = l • b • h b + h = 50 geeft h = 50 - b Dan is I = l • b • (50 - b) 2l + 2h =120 ⇒ 2l = 120 - 2h ⇒ l = 60 - h Maar omdat h = 50 - b geeft dat l = 60 - (50 - b) = 10 + b Dan is I = (10 + b) • b • (50 - b) en dat is inderdaad de gegeven formule |
||||
c. |
I = (10 + b) • b
• (50 - b) = (10b + b2)
• (50 - b) = 500b - 10b2 + 50b2
- b3 = 500b + 40b2 - b3
Voor het minimum is de afgeleide nul: I ' = 500 + 80b - 3b2 = 0 ABC-formule: b = (-80 ± √(12400)/-6 en dat is 31,89 (of -5,22 maar die oplossing kan natuurlijk niet) Dan is I = (10 + 31,89) • 31,89 • (50 - 31,89) = 24192,64.. ≈ 24193 cm3 |
||||
32. | a. | ENT is
gelijkvormig met PMT, dus EN/TN = PM/TM
TN = x TM = x + 1 EN is de helft van EG en EG = √(12 + 12) = √2, dus EN = 0,5√2. Invullen in de verhoudingen geeft 0,5√2/x = PM/(x + 1) ⇒ 0,5√2/x • (x + 1) = PM en dat is de gegeven formule. |
|||
b. | bedenk dat (x + 1)/x = x/x + 1/x = 1 + 1/x, dan geldt: | ||||
= 1/6π • (1 + 2x-1 + x-2)(x + 1) = 1/6π •(x + 1 + 2 + 2x-1 + x-1 + x-2) = 1/6π • (3 + x + 3x-1 + x-2) | |||||
c. |
I = 1/6π
• (x + 3 + 3x-1 + x-2 ) Je vindt het minimum als de afgeleide nul is I ' = 1/6π • (1 - 3x-2 - 2x-3) = 0 Y1 = 1 - 3*X^(-2) - 2 *X^(-3) en dan calc - zero geeft x = 2 De inhoud is dan I = 1/6π • (2 + 3 + 3 • 2-1 + 2-2 ) = 9/8π |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |