|
|||||
1. | a. | y = 2√(x2
+ 3x) = 2(x2 + 3x)0,5
y ' = 0,5 2 (x2 + 3x)-0,5 (2x + 3) y ' = (2x + 3)/√(x2 + 3x) |
|||
b. | f(x) = (2x3 - x)5 f ' = 5(2x3 - x)4 (6x2 - 1) |
||||
c. | f(x) = 6/(6x
+ 8)˛ = 6 (6x + 8)-2 f ' = -2 6 (6x + 8)-3 (6) = -72/(6x + 8)3 |
||||
d. | y = (2x + 3)
√(2x
+ 3) = (2x + 3)1,5 y ' = 1,5 (2x + 3)0,5 2 y ' = 3√(2x + 3) |
||||
e. | y = 3(x2 + 4x - 6)3 y ' = 9(x2 + 4x - 6)2 (2x + 4) |
||||
f. | y = 1/(4xŗ -
2x) + 3x2 = (4x3
- 2x)-1 + 3x2 y ' = -1 (4x3 - 2x)-2 (12x2 - 2) + 6x |
||||
g. | f(x) = 6 - (4 - x)4 f ' = -4(4 - x)3 -1 = 4 (4 - x)3 |
||||
h. | f(x) =
√(1
+ √x)) = (1 + x0,5)0,5
f ' = 0,5 (1 + x0,5)-0,5 0,5x-0,5 f ' = 0,25/(√x √(1 + √x)) |
||||
2. | f(x) = (2x - x4
)3 f ' = 3(2x - x4)2 (2 - 4x3) f '(1) = 3 (2 - 1)2 (2 - 4) = -6 dus de raaklijn is y = -6x + b f(1) = (2 - 1)3 = 1 1 = -6 1 + b geeft b = 7 De raaklijn is de lijn y = -6x + 7 |
||||
3. | a. | V(n) = 0,08√(0,1n3
+ 10n) = 0,08 (0,1n3 + 10n)0,5
V ' = 0,5 0,08 (0,1n3 + 10n)-0,5 (0,3n2 + 10) V ' = (0,012n2 + 0,4)/√(0,1n3 + 10n) De teller is altijd positief (een kwadraat plus iets), de noemer is altijd positief (een wortel), dus de afgeleide is positief, dus de functie is stijgend. |
|||
b. | |||||
c. | V/n
= 0,08(0,1n + 10n-1)0,5 de afgeleide is: 0,5 0,08 (0,1n + 10n-1)-0,5 (0,1 - 10n-2) = 0 alleen dat laatste stuk kan nul worden: 0,1 - 10n-2 = 0 0,1n2 - 10 = 0 n2 = 100 n = 10, dus dat zijn 10000 inwoners |
||||
d. | V '(t) = V'(n)
n '(t), dus dat geeft: V ' (t) = 0,5 0,08 (0,1n3 + 10n)-0,5 (0,3n2 + 10) n '(t) V '(t) = 0,5 0,08 (0,1n3 + 10n)-0,5 (0,3n2 + 10) (0,2t) t = 15 geeft n = 24,5 V'(15) = 0,5 0,08 (1715,61)-0,5 190,075 3 V '(15) = 0,55 De hoeveelheid neemt toe met 550 kg per jaar |
||||
4. | a. | P'(t) = P'(V) V'(t) P'(t) = -V-2 V'(t) P' (5) = -0,5-2 0,20 = -0,8 |
|||
b. | V = 1/P V'(t) = -P-2 P'(t) V'(10) = -1,25-2 0,3 = -0,192 |
||||
5. | de plas is een
cilinder met inhoud V =
πr2
0,1 V ' = 2πr 0,1 r' V ' = 2π 800 0,1 100 ≈ 50265 mm3 per minuut |
||||
6. |
Noem de horizontale afstand van de boxer tot punt P
gelijk aan B en die van de herder H. |
||||
|
|||||
invullen B = 4,
H = √216 en H' = 0,2: B' = 1/8 (-2/3) √216 0,2 = -0,98 m/s |
|||||
7. | a. | 5 = 20 - √(10 + h2) √(10 + h2) = 15 10 + h2 = 225 h2 = 215 h = √215 = 14,66 dus dat is 1466 meter |
|||
b. | T = 20 - √(10 + h2)
= 20 - (10 + h2)0,5 T ' = -0,5(10 + h2)-0,5 2h T '(6) = -0,5 46-0,5 12 = -0,88 De temperatuur daalt met 0,88 ēC per 100 m, dat is 0,0088 ēC/m |
||||
c. | h(t) =
20 + 0,1 (t - t2) h ' = 0,1 (1 - 2t) Dat is voor t = 0 positief, dus neemt h toe. Vanaf t = 0,5 wordt h ' negatief en daalt de parachutist. |
||||
d. | h ' = -0,90
want h is in honderden meters. 0,1 (1 - 2t) = -0,90 1 - 2t = -0,9 2t = 1,9 t = 0,95 sec. |
||||
e. | T'(t) =
T '(h) h'(t) op t = 5 is h = 18 en h ' = -0,9 en T'(h) = -0,5(10 + 182)-0,5 2 18 = -0,9849 T '(5) = -0,9849 -0,9 = 0,886 ēC/sec |
||||
8. | tan30ē = r/x r = x tan30ē = x 1/3√3 O = πr2 = π 1/3x2 O ' = 2π 1/3x x' O ' = 2π 1/3 6 -3 = -12π m2/sec |
||||
9. | g ' = 3
(px + 4)2 p g' (0) = 3 16 p = 10 48p = 10 p = 4,8 |
||||
10. | a. | De kegel van water is
gelijkvormig met de totale silo. Noem de diameter van het wateroppervlak dm dan geldt: h/d = 2/1 = 2 Dus d = 1/2h Dan is de straal r = 1/2d = 1/4h De inhoud is I = 1/3 π (1/4h)2 h I = 1/3 π 1/16 h2 h I = 1/48πh3 |
|||
b. | I ' = -1200 cm3/sec
en dat is -0,0012 m3/sec. I ' = 1/48 π 3h2 h' = -0,0012 h = 1 geeft dan 1/48 π 3 12 h' = -0,0012 0,196h' = -0,0012 h' = -0,0061 m/sec dus het peil daalt met 0,61 cm/sec |
||||
11. | a. | De afstand van de
auto tot de kruising is 3 - 120t De afstand van de trein tot de kruising is 2 - 80t De onderlinge afstand kun je met Pythagoras vinden: A = √((3 - 120t)2 + (2 - 80t)2) A = √(9 - 720t + 14400t2 + 4 - 320t + 6400t2 ) A = √(20800t2 - 1040t + 13) |
|||
b. | De snelheid is de
afgeleide: A = (20800t2 - 1040t + 13)0,5 v = 0,5 ((20800t2 - 1040t + 13)-0,5 (41600t - 1040) |
||||
c. | zie hiernaast. De snelheid is constant (ongeveer 144,22 km/uur, of om precies te zijn √20800) tot het moment van botsing (t = 0,025) (daarna zou de snelheid constant -144,22 worden, maar dat deel zal wel niet voorkomen, want er is immers een botsing) Waarom is v constant? De schuine zijde van de driehoek tussen auto-overweg-trein wordt constant kleiner omdat al die driehoeken gelijkvormig zijn (de snelheden zijn precies evenredig met de afstanden) |
||||
d. |
|
||||
Š h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |