|
|||||
1. | a. | f(x) = 5x4
+ 8x3 - 2x f ' = 4 • 5x3 + 3 • 8x2 - 2 = 20x3 + 24x2 - 2 |
|||
b. | f(x) = 4 - 3x3
+ x2 f ' = 3 • -3x2 + 2 • x1 = -9x2 + 2x |
||||
c. | f(x) = 10x10
+ 9x9 + 8x8 f ' = 10 • 10x9 + 9 • 9x8 + 8 • 8x7 = 100x9 + 81x8 + 64x7 |
||||
d. | y = x + 6 - 8x4
y ' = 1 - 4 • 8x3 = 1 - 32x3 |
||||
e. | f(x) = 5 + 14x +
1/2x8 f ' = 14 + 8 • 1/2x7 = 14 + 4x7 |
||||
f. | y = -0,4x3
- 2x4 + 10 y ' = 3 • -0,4x2 - 4 • 2x3 = -1,2x2 - 8x3 |
||||
g. | y = 4 - 2x5
- 1/3x3 y' = -5 • 2x4 - 3 • 1/3x2 = -10x4 - x2 |
||||
h. | f(x) = 3x -
2x + 8x2 - 1 f ' = 3 - 2 + 2 • 8x1 = 1 + 16x |
||||
2. | a. | f(x) = 5x + 4 -
12x2 f ' = 5 - 2 • 12x1 = 5 - 24x |
|||
b. | f(x) = (2 - 3x)
• (4x + 5) = 8x + 10 - 12x2 - 15x
= -7x + 10 - 12x2 f ' = -7 - 2 • 12x1 = -7 - 24x |
||||
c. | y = 2x2 • 3x4
= 6x6 y ' = 6 • 6x5 = 36x5 |
||||
d. | f(x) = 3(2x2
+ 8x5) = 6x2 + 24x5
f ' = 2 • 6x1 + 5 • 24x4 = 12x + 120x4 |
||||
e. | y = 6x - x • 3x2
= 6x - 3x3 y ' = 6 - 3 • 3x2 = 6 - 9x2 |
||||
f. | f(x) = 40x - 30x2
• 2 = 40x - 60x2 f ' = 40 - 2 • 60x1 = 40 - 120x |
||||
g. | y = (40x - 30x2)
• 2 = 80x - 60x2 y ' = 80 - 2 • 60x1 = 80 - 120x |
||||
h. | f(x) = 3x3 -
2x2 • x + 5x = 3x3
- 2x3 + 5x = x3 +
5x f ' = 3x2 + 5 |
||||
3. | a. | f(x)
= 3x6 - 2x f ' = 6 • 3x5 - 2 = 18x5 - 2 f '(1) = 18 • 15 - 2 = 16 dus de raaklijn is y = 16x + b f(1) = 3 • 16 - 2 • 1 = 1 dus het raakpunt is (1,1) 1 = 16 • 1 + b ⇒ b = -15 de raaklijn is dan y = 16x - 15 |
|||
b. | f(x)
= 3x6 - 2x f ' = 6 • 3x5 - 2 = 18x5 - 2 f '(-0,8) = 18 • -0,85 - 2 = -5,89824 dus de raaklijn is y = -5,89824x + b f(-0,8) = 3 • (-0,8)6 - 2 • -0,8 = 2,386432 dus het raakpunt is (-0.8,2.386432) 2,386432 = -5,89824 • -0,8 + b ⇒ b = -2,33216 de raaklijn is dan y = -5,89824x - 2,33216 |
||||
4. | a. | h(0) = 50,4 - 4,9 • 02 + 0,5 • 03 = 50,4 meter | |||
b. | h' = -2 • 4,9t + 3
• 0,5t2 = -9,8t + 1,5t2
h'(2) = -9,8 • 2 + 1,5 • 22 = -13,6 m/s Het minteken betekent dat de kogel naar beneden valt. |
||||
c. |
Y1 = 50,4 - 4,9 • X2 + 0,5
• X3 |
||||
5. | a. | f(x) = 3x2 - 5x f '(x) = 2 • 3x1 - 5 = 6x - 5 f '(3) = 6 • 3 - 5 = 13 dus de raaklijn is y = 13x + b f(3) = 3 • 32 - 5 • 3 = 12 dus het raakpunt is (3, 12) 12 = 13 • 3 + b Þ b = -27 De raaklijn is y = 13x - 27 |
|||
b. | f ' = 8 6x - 5 = 8 6x = 13 x = 21/6. y = 3 • (21/6)2 - 5 • 21/6 = 31/4 Dat is het punt (21/6, 31/4) |
||||
c. | de lijn heeft helling 25, dus
moet de grafiek dat ook hebben . f ' = 25 6x - 5 = 25 6x = 30 x = 5 y = 3 • 52 - 5 • 5 = 50 dus de lijn moet door (5, 50) gaan 50 = 25 • 5 + b Þ b = -75 |
||||
6. | a. | De snelheid is de afgeleide. s'(t) = 11 - 3 • 0,0000015t2 = 11 - 0,0000045t2 5 minuten is 300 seconden. s' (300) = 11 - 0,0000045 • 3002 = 10,595 m/sec |
|||
b. | eind eerste rondje:
s = 400 Y1 = 11X - 0,0000015X^3 Y2 = 400 intersect geeft t = 36,37 eind tweede rondje: s = 800 Y1 = 11X - 0,0000015X^3 Y2 = 800 intersect geeft t = 72,78 dus het tweede rondje duurde 72,78 - 36,37 = 36,41 seconden. Er is dan een verschil van 36,41 - 36,37 = 0,04 seconden |
||||
c. | 40 seconden voor 400
meter is 400/40 = 10 meter per seconde Dus het aantal meter is het aantal seconden keer 10. |
||||
d. | Y1 = 11X -
0,0000015X^3 Y2 = 10X intersect geeft t = 816,5 seconden |
||||
e. | s' (816,5) = 11 -
0,0000045 • 816,52 = 8 m/sec de andere schaatser reed 10 m/sec, dus het snelheidsverschil is 2 m/sec. |
||||
7. | a. | B(t) = (8 - 0,1t)3 = (8 - 0,1t)(8 - 0,1t)(8 - 0,1t) = (64 - 0,8t - 0,8t + 0,01t2)(8 - 0,1t) = (64 - 1,6t + 0,01t2)(8 - 0,1t) = 512 - 6,4t -12,8t + 0,16t2 + 0,08t2 - 0,001t3 = 512 - 19,2t + 0,24t2 - 0,001t3 |
|||
b. | B' = -19,2 + 2 • 0,24t
- 3 • 0,001t2 = -19,2 + 0,48t -
0,003t2 De grafiek van B' is een bergparabool die vanaf t = 0 onder de x-as ligt en stijgt. Dat de grafiek onder de x-as ligt betekent dat de hoeveelheid in het vat afneemt. Dat de grafiek stijgt betekent dat de snelheid waarmee de hoeveelheid afneemt kleiner wordt (dichter naar nul gaat) |
||||
c. | B'(0) = -19,2 Dus op t = 0 stroomt het vat leeg met 19,2 liter per minuut. De vrienden moeten op t = 0 dus 19,2 liter per minuut opdrinken! Dat gaat niet lukken..... |
||||
d. | B' = -7,5 -19,2 + 0,48t - 0,003t2 = -7,5 -0,003t2 + 0,48t - 11,7 = 0 ABC-formule: t = (-0,48 ±√(0,2304 - 0,1404))/-0,006 = 30 (of 130, maar dan is B allang nul) |
||||
8. | a. | L(t) = 0,05t2
L' = 2 • 0,05t = 0,10t L'(5) = 0,10 • 5 = 0,5 cm/week |
|||
b. | L'(16) = 0,10 • 16 = 1,6
dus a = 1,6 L(16) = 0,05 • 162 = 12,8 12,8 = 1,6 • 16 + b ⇒ b = -12,8 |
||||
9. | a. | f(x) = -1/2x2
+ 2x + 1. f ' = 2 • -1/2x + 2 = -x + 2 en dat is de rode lijn hiernaast. Spiegelen in x= 3 geeft de blauwe lijn. Die heeft vergelijking y = x - 4 |
|||
b. |
f(x) = ax2 + bx + c f ' = 2ax + b en dat moet gelijk zijn aan x - 4 dus 2a = 1 ⇒ a = 1/2 en b = -4 f(3) = -1/2•32 + 2 • 3 + 1 = 21/2 1/2 • 32 - 4 • 3 + c = 21/2 -71/2 + c = 21/2 c = 10 |
||||
10. | a. | Het vat is leeg
als h(t) = 0 dus als 0,0008t2
- 0,32t + 32 = 0 De ABC-formule geeft dat dat zo is voor t = 200 De snelheid is de afgeleide en die is gelijk aan h '(t) = 0,0016t - 0,32 Op t = 200 geldt: h'(200) = 0 dus is inderdaad op dat moment de snelheid nul. |
|||
b. | Bij het leegpompen verdwijnt er constant 60 liter per minuut uit de tank. Bij een inhoud van 60 liter geldt πr2h = 60 met r = 8,9206... (vraag 1) dus h = 0,24 dm/minuut Bij het leegstromen is de helling h '(t) = 0,0016t - 0,32. De hellingen zijn gelijk als 0,0016t - 0,32 = - 0,24 ofwel als t = 50 minuten. Tussen t = 0 en t = 50 loopt de tank bij stromen sneller leeg dan bij pompen. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |