|
|||||
1. | f:
x → x2 - 4x√x
+ 4x f ' = 2x - 4 1,5√x + 4 f '(0) = 4 dus de raaklijn is y = 4x + b f(0) = 0 dus b = 0 en de raaklijn is de lijn y = 4x Waar is de helling nog meer gelijk aan 4? f ' = 4 geeft 2x - 6√x + 4 = 4 2x - 6√x = 0 √x(2√x - 6) = 0 √x = 0 ∨ 2√x - 6 = 0 x = 0 ∨ √x = 3 x = 0 ∨ x = 9 x= 9 geeft y = 9 dus het tweede raakpunt moet (9,9) zijn. Als je y = 4x over afstand a naar rechts schuift krijg je y = 4(x - a) Die moet door (9,9) gaan: 9 = 4(9 - a) 9 = 36 - 4a 4a = 27 a = 63/4. |
||||
2. | De steel
van de roos is de raaklijn aan de grafiek van f in punt C (30 ,
11.6) De raaklijn heeft de formule y = ax + b f '(x) = 0,0084x2 - 0,24x + 1,3 dus f '(30) = 1,66 en dat is de a van de raaklijn. De raaklijn wordt daarmee y = 1,66 x + b Vul nu het punt C in: 11,6 = 1,66 30 + b dat geeft b = -38,2 De raaklijn wordt daarmee y = 1,66 x - 38,2 (deze formule had je overigens ook direct kunnen vinden: voer de formule voor f in bij Y1 in de GR en gebruik de optie DRAW - Tangent) Stel nu deze raaklijnformule gelijk aan de
formule voor de onderkant van de vaas: |
||||
3. | h'(x)
= -10x9 dus h'(1) = -10 de raaklijn is dus de lijn y = -10x + b en moet door (1,0) gaan. Daaruit volgt dat b = 10 -10x + 10 = 1 geeft x = 0,9 dus het snijpunt S is (0.9 , 1) |
||||
4. | De
helling van de lijn is 2, dus moet de helling van de grafiek in het
raakpunt ook 2 zijn f(x) = (4x - 5)0,5 dus f '(x) = 0,5 (4x - 5)-0,5 4 = 2(4x - 5)-0,5 f '= 2 geeft dan 2(4x - 5)-0,5 = 2 ⇒ (4x - 5)-0,5 = 1 ⇒ 4x- 5 = 1 ⇒ 4x = 6 ⇒ x = 1,5 In het raakpunt is x = 1 en dan is y = √(4 1,5 - 5) = √1 = 1 Het raakpunt is dus R = (1.5, 1) en de lijn y = 2x + b moet daar doorheen gaan: 1 = 2 1,5 + b ⇒ b = -2 |
||||
5. | Stel xQ
= a Dan is Q = (a, 1 - a2) De helling van QP is dan f '(a) = -2a QP: y = -2ax + b en die gaat door Q, dus 1 - a2 = -2a a + b Dat geeft b = 1 + a2 Dus P is het punt (0, 1 + a2) SQ = a SP = 1 + a2 Als de driehoek gelijkzijdig is, dan is RQ = QP dus QP = 2a Pythagoras in PQS: a2 + (1 + a2) = (2a)2 2a2 + 1 = 4a2 2a2 = 1 a2 = 1/2 Dan is P = (0, 11/2) |
||||
6. | Als de
richtingscoλfficiλnt -1 is, is de afgeleide functie -1. f ' = -1 ⇒ 1/2x = -1 ⇒ x = -2. het raakpunt is (-2 ,1) en de raaklijn is de lijn y = -x - 1. Die snijdt de y-as in het punt (0,-1) g' = -1 ⇒ 8 x-3 = -1 ⇒ x-3 = -1/8 ⇒ x = -2. Het raakpunt is (-2 , -1) de raaklijn is de lijn y = - x - 3, en die snijdt de y-as in (0,-3) De diagonaal van het vierkant heeft dus lengte 2. |
||||
7. | punt
P: 1/nx2
= x ⇒ x = 0
∨ x = n en de laatste hoort bij punt P. Helling y ' = 2/nx dus y '(n) = 2/n n = 2 en dus onafhankelijk van n |
||||
8. | a. | f '(x)
= -1 x-2 dus f '(2)
= -1/4 De raaklijn is dus y = -1/4x + b en moet door het punt (2, 1/2) gaan. Dus 1/2 = -1/4 2 + b ⇒ b = 1 De raaklijn is dus y = -1/4 x + 1 |
|||
b. | De helling van AC is
-1, dus moet de afgeleide van f ook -1 zijn. -x-2 = -1 ⇒ x = 1 (dat hadden we ook uit symmetrieoverwegingen wel kunnen raden trouwens) De lijn y = -x + a moet dus door (1,1) gaan, dus 1 = -1 + a ⇒ a = 2 |
||||
9. | a. | B = 0
geeft I = a 0 + 1001 - p (1
- a) 0p = 0 + 0 = 0
dus dat klopt. B = 100 geeft I = a 100 + 1001 - p (1 - a) 100p 100p 1001 - p = 100, dus dat geeft I = 100a + 100(1 - a) = 100a + 100 - 100a = 100 dus dat klopt ook. |
|||
b. | B = 50
moet I = 17 opleveren 17 = 50a + 100-2 (1 - a) 503 17 = 50a + 12,5(1 - a) 17 = 50a + 12,5 - 12,5a 4,5 = 37,5a a = 4,5/37,5 = 0,12 |
||||
10. | de
helling is de afgeleide. f(x) = -3 + √(2x + 6) = -3 + (2x + 6)0,5 f '(x) = 0,5 (2x + 6)-0,5 2 f '(1,5) = 0,5 (2 1,5 + 6)-0,5 2 = 1/3 de raaklijn in A heeft vergelijking y = 1/3x + b die moet door A gaan, dus 0 = 1/3 11/2 + b en dat geeft b = -1/2 de raaklijn is dus de lijn y = 1/3x - 1/2. BC is de lijn x = -3 snijden met de raaklijn geeft dan y = 1/3 -3 - 1/2 = 1-11/2 dus S = (-3, -11/2) B = (-3, 0) en C = (-3, -3) dus S ligt daar inderdaad midden tussenin. |
||||
11. | a. | f '(2) = 3 dus
de grafiek heeft in (2, 8) helling 3 dus
Δy/Δx
= 3 x = 2,03 betekent Δx = 0,03 dus Δy = 0,09 Dan is f(2,03) = 8,09 |
|||
b. | f ' stijgt in
x = 2 dus de grafiek is toenemend stijgend. De werkelijke waarde zal dus hoger zijn dan 8,09 |
||||
12. | a. | Het punt van de
bovenste parabool is dan (p, 2 + p2) De figuur is symmetrisch, dus het punt van de onderste parabool is (-p, -2-p2) Dan is de helling Δy/Δx = (2 + p² - (-2 - p²))/(p -- p) = (4 + 2p²)/2p = (2 + p²)/p |
|||
b. | De helling is ook
gelijk aan de afgeleide in p (het is immers een raaklijn) De afgeleid in x = p is gelijk aan 2p 2p = (2 + p²)/p 2p2 = 2 + p2 p2 = 2 p = ±√2 Dan is y = 4 (bovenste parabool) of y = -4 (onderste parabool) De raakpunten zijn (±√2, ±4) |
||||
13. | De lijn door (2p,
0) en (0, 2q) heeft helling
Δy/Δx
= -2q/2p = -q/p
Het is dus de lijn y = -q/p x + 2q Die gaat inderdaad door (p, q) want -q/p p + 2q = q De grafiek van f heeft f ' = -2/x² dus f '(p) = -2/p2 Omdat P op de grafiek ligt is q = 2/p dus de helling van de rechte lijn is -q/p = -2/p² Kortom: de grafieken gaan door hetzelfde punt met daar dezelfde helling dus ze raken elkaar. |
||||
14. | f(x)
= 12(x - 3)-1 + 4 f '(x) = -1 12 (x - 3)-2 f '(0) = -12 (-3)-2 = -12 1/3² = -12/9 = -4/3 x = 2 geeft y = 12/-1 + 4 = -8 dus B = (2, -8) A = (0, -8) De raaklijn is de lijn y = -4/3x Dus yD = -4/3 2 = -8/2 dus D = (2, -8/3) OABC heeft oppervlakte 8 2 = 16 OCD heeft oppervlakte 0,5 2 8/3 = 8/3 OABD heeft oppervlakte 16 - 8/3 = 40/3 Dat is dus 5 keer zo groot |
||||
15. | y
= x2 + 3 heeft top (0, 3) y = -x2 - 1 heeft top (0, -1) De raaklijnen gaan dus door (0, 1) en hebben vergelijking y = ax + 1 raken aan de eerste parabool: ax + 1 = x2 + 3 a = 2x tweede invullen in de eerste: 2x2 + 1 = x2 + 3 x2 = 2 x = ±√2 en dan is a = ± 2√2 De vergelijkingen zijn dus y = ± 2√2 x + 1 |
||||
16. | a. | f ' = 2 geeft 2(x -
p) = 2 dus x - p = 1 dus
x = 1 + p Dan is y = (1 + p - p)2 + 2p = 1 + 2p Het raakpunt is dus (1 + p, 1 + 2p) |
|||
b. | Het raakpunt is (1 + p, 1 + 2p)
zie vraag 2. Dus is Q het punt (1, 1) en Rp het punt (1 + p, 1 + 2p) Het gemiddelde van de x-coφrdinaten van Q en Rp is (1 + p + 1)/2 = 1 + 0,5p Is dat de x van Sp? (x - p)2 + 2p = x2 x2 - 2px + p2 + 2p = x2 2px = p2 + 2p x = 0,5p + 1 JA!! |
||||
17. | a. | f(x) = (2x - 3)-1
- x - 1 f '(x) = -(2x - 3)-2 2- 1 f '(1) = -2(-1)-2 - 1 = -3 De raaklijn is y = -3x + b A invullen: -3 = -3 1 + b en dat geeft b = 0 De raaklijn gaat inderdaad door de oorsprong. |
|||
b. | snijden: -11/9x
= 1/(2x - 3) - x - 1 vermenigvuldig met 9: -11x = 9/(2x - 3) - 9x - 9 Dat geeft -2x + 9 = 9/(2x - 3) vermenigvuldig met (2x - 3): (-2x + 9)(2x - 3) = 9 -4x2 + 6x + 18x - 27 = 9 -4x2 + 24x - 36 = 0 x2 - 6x + 9 = 0 (x - 3)2 = 0 x = 3 Er is maar ιιn oplossing (x = 3: het snijpunt met de rechtertak) dus de lijn snijdt de linkertak niet. |
||||
18. | f(x)
= 3/16
x-4 f '(x) = -4 3/16 x-5 f '(1) = -4 3/16 1-5 = -3/4 (1, 3/16) invullen in y = -3/4 x + b geeft 3/16 =-3/4 1 + b Dan is b = 15/16 en dat is meteen de y-coφrdinaat van B. |
||||
19. | l
raakt de grafiek van f op de plaats waar hun hellingen gelijk
zijn. Dus moet gelden f ' = 0,75 f ' = 3/(2√x) = 0,75 0,75 2√x = 3 √x = 2 x = 4 Dan is f(x) = -3 + 3√4 = 3 op l is dan y = 0,75 4 = 3 Beiden leveren inderdaad punt A op. |
||||
20. | a. | Als
k f raakt moeten twee dingen gelden: f =
k en f ' = 1 f '= 1/2√(x - p) = 1 geeft 2√(x - p) = 1 √(x - p) = 1/2 x - p = 1/4 x = p + 1/4 Dan moet tegelijk ook gelden p + √(x - p) = x + 1/4 x = p + 1/4 invullen: p + √(p + 1/4 - p) =?= p + 1/4 + 1/4 p + √1/4 =?= p + 1/2 p + 1/2 =?= p + 1/2 dat klopt, dus f raakt k |
|||
b. | Het
randpunt van fp ligt bij x = p Dan is y = p + 0 = p dus het randpunt is (p, p) Ligt (p, p) op fp-1 ? fp - 1 = p - 1 + √(x - (p - 1)) = p - 1 + √(x - p + 1) (p, p) invullen: p =?= p - 1 + √(p - p + 1) p =?= p - 1 + 1 p =?= p Dat klopt, dus het randpunt van fp ligt op fp - 1 |
||||
21. | a. | y
= 0 geeft -2 + √(8 + x) = 0 √(8 + x) = 2 8 + x = 4 x = -4 A = (-4, 0) f(x) = -2 + (8 + x)0,5 f '(x) = 0,5(8 + x)-0,5 f '(-4) = 0,5 (4)-0,5 = 1/4 De raaklijn is y = 1/4x + b en gaat door (-4, 0) 0 = 1/4 -4 + b geeft b = 1 De raaklijn is dus y = 1/4x + 1. |
|||
b. | Voor
het randpunt is (8 + x) = 0 dus x = -8
en B = (-8, -2) OB heeft helling (-2 - 0)/(-8 - 0) = -2/-8 = 1/4 Dat is inderdaad gelijk aan de helling van k. |
||||
22. | f(x) = x2
- 2x√x + x f '(x) = 2x - 3√x + 1 f '(0 ) = 1 f '(x) = 1 geeft 2x -3√x + 1 = 1 2x - 3√x = 0 √x(2√x - 3) = 0 √x = 0 ∨ √x = 3/2 x = 0 ∨ x = 9/4 x = 9/4 geeft y = 81/16 - 2 9/4 3/2 + 9/4 = 9/16 De raaklijn bij x = 9/4 is y = x + b dus 9/16 = 9/4 + b dus b = -27/16 De raaklijn is y = x - 27/16 en die snijdt de x-as in (27/16, 0) Dat was de oorsprong dus de lijn is 27/16 naar rechts geschoven. Dus a = 27/16 |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |