|
|||||
1. | a. | Dan is
de afgeleide nul. f ' = 2x • ln2 + 2-2x • ln2 • -2 = 0 ln2 • (2x - 2 • 2-2x) = 0 2x - 2 • 2-2x = 0 2x = 2 • 2-2x 2x = 2-2x + 1 x = -2x + 1 3x = 1 x = 1/3. |
|||
b. | De oppervlakte in de linkerfiguur: | ||||
= 1/ln2 • (2 -
1/8
- 1/2
+ 2) = 1/ln2 • 27/8 ≈ 4,8691 De oppervlakte rechts is 2k 2k = 4,8691 geeft k ≈ 2,43 |
|||||
2. | f '(x)
= gx • lng dus f ' (0)
= lng De raaklijn is de lijn y = lng • x + 1 De oppervlakte onder de raaklijn tussen x = 0 en x = 1 is dan 1 + 1/2lng De oppervlakte onder de grafiek van f tussen x = 0 en x = 1 is gelijk aan: |
||||
|
|||||
V heeft oppervlakte
(g - 1)/lng - 1 -
1/2lng Y1 = (X - 1)/ln(X)-1-0,5ln(X) Y2 = 1 intersect geeft X = g = 6,49 |
|||||
3. |
|
||||
|
|||||
Als dat ongeveer gelijk is, dan is π ≈ 3 | |||||
4. | a. | snijpunten: sinx = sin(x - 1/6π) x = x - 1/6π + k2π ∨ x = π - x + 1/6π + k2π (vervalt) ∨ 2x = 7/6π + k2π x = 7/12π + kπ Dat geeft de snijpunten x = 7/12π en x = 17/12π |
|||
|
|||||
= {-cos(17/12π)
+ cos(19/12π)}
- {-cos(5/12π)
+ cos(7/12π)} = -cos(17/12π) + cos(19/12π) + cos(5/12π) - cos(7/12π) = 1,035 |
|||||
b. | snijpunten: sinx = sin(x - a) x = x - a + k2π ∨ x = π - x + a + k2π vervalt) ∨ 2x = π + a + k2π x = 1/2π + 1/2a + kπ Dat geeft de snijpunten x = 1/2π + 1/2a en x = 11/2π + 1/2a |
||||
|
|||||
= {-cos(1,5π
- 0,5a) + cos(1,5π + 0,5a)}
- {-cos(0,5π - 0,5a) +
cos(0,5π + 0,5a)} Gebruik nu: cos(1,5π - x) = -sinx cos(1,5π + x) = sinx cos(0,5π + x) = -sinx cos(0,5π - x) = sinx Dat geeft: O = --sin(0,5a) + sin(0,5a) + sin(0,5a) + sin(0,5a) O = 4sin(1/2a) |
|||||
5. | a. |
|
|||
= 1/2lng • (2 - 1 - 2g-a + g-2a ) | |||||
|
|||||
b. | Als a naar
oneindig gaat, dan gaan de tweede en derde term tussen de haakjes beiden
naar nul. Die worden dus te verwaarlozen ten opzichte van de 1. De oppervlakte wordt dus 1/2lng 1/2lng = 1 betekent lng = 1/2 dus g = √e |
||||
6. | a. | A ligt
bij x = 1/2π
dus yA = 1 + 1/2√3 B ligt bij x = 3/2π dus yB = |-1 + 1/2√3| = 1 - 1/2√3 de evenwichtlijn van de grafiek van g ligt midden tussen deze twee y-waarden in, dus bij y = 1 dus a = 1 b is de amplitude en die is gelijk aan b = 1/2√3 |
|||
b. | |sinx
+ 1/2√3|
= 0 sinx + 1/2√3 = 0 sinx = -1/2√3 x = 4/3p (+ k2p) ∨ x = 5/3p (+ k2p) De oppervlakte is dan: (minteken omdat de grafiek van y = sinx + 1/2√3 onder de x-as ligt) |
||||
=
-{(-0,5 + 1/2√3
• 5/3p)
- (0,5 +
1/2√3
• 4/3p)} = 0,5 - 5/3p√3 -+0,5 + 4/6p√3 = 1 - 1/6p√3 |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |