© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. a. f(x) = x3 - 10x2 + 16x = 0
x(x2 - 10x + 16) = 0
x(x - 2)(x - 8) = 0
x = 0  ∨  x = 2  ∨  x = 8
Tussen 0 en 2 is de grafiek boven de x-as.
Tussen 2 en 8 is de grafiek onder de x-as.
   
   
    Samen geeft dat oppervlakte 1891/3.  
       
  b. f(x) = 6 - √(4x + 8) = 0
(4x + 8) = 6
4x + 8 = 36
4x = 28
x = 7
tussen x = 2 en x = 7 ligt de grafiek boven de x-as 
tussen x = 7 en x = 23 ligt de grafiek onder de x-as.
   
   
    Samen geeft dat oppervlakte 342/3  
       
  c. f(x) = x2 - x - 12 = 0
(x - 4)(x + 3) = 0
x = 4 ∨  x = -3
tussen -5 en -3 ligt de grafiek boven de x-as.
tussen -3 en 4 ligt de grafiek onder de x-as.
tussen 4 en 5 ligt de grafiek boven de x-as.
   
   
   
    Samen geeft dat   772/3  
       
  d. f(x) = 0  geeft  0,02x2 = 0,5
x2 = 25
x = 5 ∨  x = -5
tussen 1 en 5 ligt de grafiek boven de x-as.
tussen 5 en 10 ligt de grafiek onder de x-as.
   
   
    Samen geeft dat oppervlakte 37  
       
2. a.  f(x) = 27x3 - 108x2 = 0
x2(27x - 108) = 0
x = 0  ∨  x = 4
tussen 0 en 4 ligt de grafiek onder de x-as
tussen 4 en 5 ligt de grafiek boven de x-as.
   
   
    Samen wordt dat  8703/4  
       
3. a. Y1 = ABS(-2 + 4sin(πx/6))
calc - integraal van 1 tot 25 geeft oppervlakte 68,93
       
  b. Y1 = -2 + 4sin(πx/6)
calc - integraal van 1 tot 25 geeft oppervlakte -48
Het verschil met vraag a) is 116,93 en dat is twee keer het deel onder  de x-as
Dat deel is dus 58,465  en dat is  84,8%
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)