|
|||||
1. | Eerst maar de oppervlakte onder de grafiek van f: | ||||
Driehoek OAB heeft oppervlakte 8 Dus heeft het onderste vlakdeel in het trapezium oppervlakte 22/3 Dus het bovenste ook, dus het hele trapezium heeft oppervlakte 51/3. Trapezium plus OAB hebben samen oppervlakte 131/3 Dus 0,5c2 = 131/3 c2 = 262/3 c = √(262/3) |
|||||
2. | y
= 4 geeft als snijpunt met 1/x : x
= 1/4 y = 4 geeft als snijpunt met 1/x2 : x = 1/2 Splits het oppervlak in twee delen: Tussen x = 1/4 en x = 1/2 het vlakdeel tussen y = 4 en y = 1/x Tussen x = 1/2 en x = 1 het vlakdeel tussen y = 1/x2 en y = 1/x Dat geeft de som van twee integralen: |
||||
= {(2
- ln0,5) - (1
- ln0,25)} + {(-1 - ln1)
- (-2 - ln0,5)} = 2 - ln0,5 - 1 + ln0,25 - 1 - ln1 + 2 + ln0,5 = 2 + ln0,25 = 2 - ln4 |
|||||
3. | |||||
= -cos(4/3π) + cos(5/3π) + cos(1/3π) - cos(2/3π) = 1/2 + 1/2 + 1/2 + 1/2 = 2 | |||||
4. | a. | x4
- 6x2 - 8x + 5
= -8x x4 - 6x2 + 5 = 0 noem x2 = p dan staat er p2 - 6p + 5 = 0 (p - 5)(p - 1) = 0 p = 5 ∨ p = 1 x2 = 5 ∨ x2 = 1 x = √5 ∨ x = -√5 ∨ x = 1 ∨ x = -1 De laatste twee zijn de buigpunten dus de andere snijpunten hebben x-coördinaten x = √5 en x = -√5 |
|||
b. | |||||
=
(1/5
- 2 + 5) - (-1/5
+ 2 - 5) = 31/5 + 31/5 = 62/5 Dat is inderdaad de gemeenschappelijke oppervlakte van V1 en V3 (31/5 + 31/5) |
|||||
5. | a. | y = 1
⇒ 1 + x - 2√x
= 1 x - 2√x = 0 √x(√x - 2) = 0 √x = 0 ∨ √x = 2 x = 0 ∨ x = 4 |
|||
|
|||||
b. | Noem het punt (p,
1 + p - 2√p) f '(x) = 1 - 1/√x dus f '(p) = 1 - 1/√p De raaklijn is de lijn y = (1 - 1/√p) • x + b en moet door (p, 1 + p - 2√p) gaan. 1 + p - 2√p = (1 - 1/√p) • p + b 1 + p - 2√p = p - √p + b b = 1 - √p De raaklijn is de lijn y = (1 - 1/√p) • x + 1 - √p snijpunt x-as: 0 = (1 - 1/√p) • x + 1 - √p (1 - 1/√p) • x = √p - 1 (√p - 1) • x = p - √p x = (p - √p)/(√p - 1) = √p(√p - 1)/(√p - 1) = √p Snijpunt y-as: y = 1 - √p (dat was immers de b van de raaklijn) OA + OB = √p + 1 - √p = 1 |
||||
6. | a. | ||||
cos(π
- p) = -cos(p) dat geeft A(p) = - -2cosp + 2cos(p) = 4cos(p) |
|||||
b. | Als die oppervlakten gelijk zijn, dan is W de
helft van A. Dus W = 2cos(p) De breedte van W is π - p - p = π - 2p De hoogte van W is 2sin(p) De oppervlakte van W is dan (π - 2p) • (2sin(p) Dus moet gelden (π - 2p) • (2sin(p) = 2cos(p) Y1 = (π - 2p) • (2sin(p) Y2 = 2cos(p) intersect levert p ≈ 0,41 |
||||
7. | P = (4, 4) en R = (4, √8) | ||||
|
|||||
=
32/3
- 16/3√2
= 2/3(16
- 8√2) De oppervlakte van driehoek PRS is 1/2 • 8 • (4 - √8) = 16 - 8√2 De verhouding tussen het valkdeel en de driehoek is dus 2 : 3 |
|||||
8. | ex
- 1 = 3(1 - e-x) ex - 1 = 3 - 3e-x noem ex = p dan staat er p - 1 = 3 - 3/p p2 - p = 3p - 3 p2 - 4p + 3 = 0 (p - 3)(p - 1) = 0 p = 3 ∨ p = 1 ex = 3 ∨ ex = 1 x = ln3 ∨ x = 0 |
||||
=
(4ln3 + 3e-ln3
- eln3)
- (0 + 3
- 1) = 4ln3 + 1 - 3 - 3 + 1 = 4ln3 - 4 |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |