|
|||||
1. | a. | (x - 4)2
+ (y - 6)2 = (x + 6)2 + (y -
1)2 x2 - 8x + 16 + y2 - 12y + 36 = x2 + 12x + 36 + y2 - 2y + 1 -10y = 20x -15 y = -2x + 11/2 |
|||
b. | (x - 1)2
+ (y - 8)2 = (x + 4)2 + (y +
4)2 x2 - 2x + 1 + y2 - 16y + 64 = x2 + 8x + 16 + y2 + 8y + 16 -24y = 10x - 33 y = -5/12x + 11/8 |
||||
2. | middelloodlijn van
(8, 28) en (-16, -4): (x - 8)2 + (y - 28)2 = (x + 16)2 + (y + 4)2 x2 - 16x + 64 + y2 - 56y + 784 = x2 + 32x + 256 + y2 + 8y + 16 -64y = 48x -576 y = -3/4x + 9 middelloodlijn van (8, 28) en (15, 27): (x - 8)2 + (y - 28)2 = (x - 15)2 + (y - 27)2 x2 - 16x + 64 + y2 - 56y + 784 = x2 - 30x + 225 + y2 - 54y + 729 -2y = -14x + 106 y = 7x - 53 M is het snijpunt van beide middelloodlijnen: -3/4x + 9 = 7x - 53 62 = 73/4x x = 8 en dan is y = 3 dus het middelpunt is dan M(8, 3) De straal is de afstand van M tot één van de drie punten: neem punt (8, 28) dan vind je straal 25. |
||||
3. | A(3, 2) en B(7,4)
en C(4,8) Middelloodlijn AB: (x - 3)2 + (y - 2)2 = (x - 7)2 + (y - 4)2 x2 - 6x + 9 + y2 - 4y + 4 = x2 - 14x + 49 + y2 - 8y + 16 4y = - 8x + 52 y = -2x + 13 Middelloodlijn AC: (x - 3)2 + (y - 2)2 = (x - 4)2 + (y - 8)2 x2 - 6x + 9 + y2 - 4y + 4 = x2 - x + 16 + y2 - 16y + 64 12y = 5x + 67 y = 5/12x + 67/12 Middelloodlijn BC: (x - 7)2 + (y - 4)2 = (x - 4)2 + (y - 8)2 x2 - 14x + 49 + y2 - 8y + 16 = x2 - x + 16 + y2 - 16y + 64 8y = 13x + 15 y = 13/8x + 15/8 Snijpunt van de eerste en de tweede: -2x + 13 = 5/12x + 67/12 89/12 = 29/12x x = 89/29 en dan is y = 199/29 Snijpunt van de eerste en de derde: -2x + 13 = 13/8x + 15/8 89/8 = 29/8x x = 89/29 en dat geeft weer y = 199/29 De lijnen gaan alle drie door het punt (89/29, 199/29) |
||||
4. | Leg een lijn door P
loodrecht op de lijn y = 4x + 1 Die heeft dan helling -1/4 (loodrecht op helling 4) 3 = -1/4 · 9 + b geeft b = 51/4, dus de lijn is y = -1/4x + 51/4 snijden met y = 4x + 1 : 4x + 1 = -1/4x + 51/4 41/4x = 41/4 x = 1 en dan is y = 5 en het snijpunt M = (1, 5) Van P(9, 3) naar M(1,5) is 8 naar links en 2 omhoog. Vanaf M weer 8 naar links en 2 omhoog geeft punt Q = (-7, 7) |
||||
5. | a. | Even ver van S als van F, dan ligt het op de middelloodlijn van SF. Dat is punt P in de tekening hiernaast. | |||
b. | Halverwege:
dan ligt het bootje op een cirkel c met middelpunt M en straal de
helft van het meer. De afstand tot beide eilandjes is gelijk, dus ligt het bootje op de middelloodlijn m van MF. Dat geeft twee mogelijke snijpunten. Dezen met M verbinden en doortrekken levert op het land de mogelijke punten P en Q. Zie de figuur hiernaast. |
||||
6. | Teken om punt D te
vinden een cirkel met straal 4 en middelpunt A. Die snijdt de
oorspronkelijke cirkel in twee mogelijke punten D Omdat E het midden van de zijde van de rechthoek is die tegenover AD ligt, ligt E op de middelloodlijn van AD. Elke middelloodlijn van AD geeft twee mogelijke snijpunten E met de cirkel. (die middelloodlijn gaat trouwens ook door M) In totaal zijn er dus vier mogelijke plaatsen voor E. |
|
|||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |