|
|||||
1. | a. |
cirkel: (x - 5)2 + y2 = 1 Als de lijn de cirkel raakt heeft hij precies één snijpunt met de cirkel. y = 1/2x invullen in de cirkelvergelijking: (x - √5)2 + (1/2x)2 = 1 x2 - 2√5 ·x + 5 + 1/4x2 = 1 5/4x2 - 2√5·x + 4 = 0 D = (-2√5)2 - 4 ·5/4·4 D = 20 - 20 = 0 Dus de vergelijking heeft inderdaad één oplossing en dat is dus een raakpunt. |
|||
b. |
lijn
n heeft vergelijking x = 1 + √5 snijden met y = 1/2x geeft yB = 1/2 + 1/2√5 AB heeft dan lengte 1 + √5 De oppervlakte van de driehoek OAB is dan 1/2 ·(1 + √5) ·(1 + √5) Dat is ongeveer 5,23 De oppervlakte van de cirkel is p ·12 en dat is ongeveer 3,14 De driehoek is dus NIET meer dan twee keer zo groot als de cirkel. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |