|
|||||
1. | zie wat afmetingen
hiernaast. driehoek MCD: 2x2 + x2 = 12 3x2 = 1 x2 = 1/3 x = 1/3√3 MCD heeft oppervlakte 0,5 • x• 2x = 1/3 MPB is dezelfde driehoek, dus heeft ook oppervlakte 1/3, en dus is ook MP = x MCB heeft oppervlakte 0,5 • x • x = 1/6 De hele figuur heeft dan oppervlakte 6 • 1/3 + 2 • 1/6 = 21/3. |
||||
2. |
|
||||
in driehoek AMD:
52 + 102 = r2
⇒ r2 = 125 Als BC = 10 dan is QR = PB = 5 in driehoek MQR: MR2 + 52 = r2 = 125 Dus MR = 10 Dan is BR = 5 De oppervlakte van BPQR is dan 25. |
|||||
3. | zie de figuur
hiernaast. (r - 5)2 + (r - 10)2 = r2 r2 - 10r + 25 + r2 - 20r + 100 = r2 r2 - 30r + 125 = 0 (r - 5)(r - 25) = 0 r = 5 ∨ r = 25 De gezochte oplossing is r = 25 |
||||
4. | Noem de afmetingen van de
driehoeken x en y zoals hiernaast. Oppervlakte is dan x2 + y2 = 200 Diagonaal: L2 = (x + y)2 + (y - x)2 L2 = x2 + 2xy + y2 + y2 - 2xy + x2 L2 = 2(x2 + y2) = 2 • 200 = 400 L = √400 = 20 |
|
|||
5. | zie de figuur hiernaast. r2 = 122 + (r - 8)2 r2 = 144 + r2 - 16r + 64 16r = 208 r = 208/16 = 13 |
|
|||
6. |
|
||||
linkerfiguur:
r2 = 72 + (6 - x)2 dus r2 = 85 - 12x + x2 r2 = x2 + 52 dus r2 = x2 + 25 gelijkstellen geeft dan 12x = 60 ⇒ x = 5 ⇒ r = √50 rechterfiguur: als x = 5 dan is de afstand van M tot de lijn in het midden gelijk aan 2. r2 = 22 + y2 50 = 4 + y2 y2 = 46 y = √46 De lengte van de lijn in het midden is dan 2√46 |
|||||
7. | Hoek BQC is 120º Omdat N het midden van BC is, is QN de hoogtelijn van driehoek QCB Dus hoek BQN en CQN zijn beiden 60º in driehoek BQN: cos60º = QN/BQ dus QN = BQ • cos60º = 1/2 in driehoek QSN: cos60º = QS/QN dus QS = QN • cos60º = 1/4 in driehoek QSP: 12 = (1/4)2 + SP2 1 = 1/16 + SP2 SP2 = 15/16 SP = 1/4√15 |
|
|||
in driehoek QNC:
tan60º = CN/QN dus CN = QN • tan60º =
1/2
• √3 Dan is AB = W3 en dus MN = 1/2√3 dus SN = 1/4√3 NP = SP - SN = 1/4√15 - 1/4√3 |
|||||
8. |
|
||||
rechterfiguur:
in de driehoek linksonder is de schuine zijde gelijk aan 20
- x x2 + 152 = (20 - x)2 x2 + 225 = 400 - 40x + x2 40x = 175 x = 43/8 cm en dat is ongeveer 44 mm |
|||||
9. | Noem de lengte van
het halve spandoek x Dan zijn de afmetingen zoals in de figuur hiernaast. (5 - x)2 + 42 = (7 - x)2 25 - 10x + x2 + 16 = 49 - 14x + x2 4x = 8 x = 2 Het spandoek is 4 meter lang. |
||||
10. | Zie de afmetingen hiernaast. Stel dat het vierkant zijden 2x heeft en de cirkel straal r. Dan geldt y = 2x - r y2 + x2 = r2 (2x - r)2 + x2 = r2 4x2 - 4xr + r2 + x2 = r2 5x2 = 4xr x = 0,8r |
|
|||
De oppervlakte van
het vierkant is 4x2 = 4(0,8r)2
= 4 • 0,64r2 = 2,56r2 De oppervlakte van de cirkel is πr2 De verhouding is dan π : 2,56 (ongeveer 1 : 0,81) |
|||||
11. | Noem de straal van de grote
cirkel 2x Dan heeft de cirkel met middelpunt N straal x Noem de straal van de kleine cirkel r Als je de lijn MO doortrekt naar de rand van de grote cirkel, dan heeft dat lijnstuk totale lengte 2x. Dus is MO = 2x - r Omtrek driehoek MNO: x + (x + r) + (2x - r) = 8 4x = 8 x = 2 In driehoek MNO: x2 + (x + r)2 = (2x - r)2 4 + 4 + 4r + r2 = 16 - 8r + r2 12r = 8 r = 2/3 |
|
|||
12. | zie de figuur
hiernaast. noem de zijde van het vierkant x |
|
|||
13. | Noem de
rechthoekszijden a en b Dan is a2 + b2 = 252 en 1/2ab = 84 a = 168/b geeft (168/b)2 + b2 = 625 28224 + b4 = 625b2 b4 - 625b2 + 28224 = 0 b2 = 576 ∨ b2 = 49 Dat geeft b = 24 ∨ b = 7 Dan is a = 7 of a = 24 De rechthoekszijden zijn dus 24 en 7 en de omtrek is 7 + 24 + 25 = 56 |
||||
14. | a. | Zie het vooraanzicht hiernaast. NP2 = MP2 - MN2 = 42 - 22 = 12 dus NP = √12 De oppervlakte van de snijcirkel is dan π•(√12)2 = 12π Het hele vlak heeft oppervlakte 8 • 8 = 64 Het vlakke gedeelte is dan 64 - 12π = 26,3 |
|
||
b. | Zie het vooraanzicht hiernaast. De top T van de mast is overal te zien als hij te zien is vanaf punt Q op de snijcirkel van de bol met het bovenvlak. Kijklijn QT is raaklijn aan de bol dus QT staat loodrecht op MQ. Noem de masthoogte x, dan geldt; (x + 2)2 + (√12)2 = QT2 in driehoek NQT (x + 4)2 - 42 = QT2 in driehoek MQT dus geldt (x + 2)2 + (√12)2 = (x + 4)2 - 42 x2 + 4x + 4 + 12 = x2 + 8x + 16 - 16 16 = 4x x = 4 De minimale hoogte van de mast is 4. |
|
|||
15. | Noem de
rechthoekszijden a en b en de schuine zijde c =
p + q De hoogtelijn verdeelt de driehoek in twee kleinere driehoeken. Pythagoras in die driehoeken: h2 + p2 = a2 h2 + q2 = b2 Optellen: 2h2 + p2 + q2 = a2 + b2 = c2 Maar c = p + q Dus 2h2 + p2 + q2 = (p + q)2 = p2 + 2pq + q2 2h2 = 2pq h2 = pq |
||||
16. | Als AB door het
middelpunt gaat, dan moet hoek ACB een rechte hoek zijn, dus moet
Pythagoras gelden: 142 + 482 = 196 + 2304 = 2500 Dat is inderdaad precies gelijk aan AB2 = 502 AB gaat dus WEL door het middelpunt van de cirkel. |
||||
17. | Stel
de x-coördinaat van M3 is gelijk aan p
en de straal van c3 is r Pythagoras in M1PM3: (p - 2)2 + r2 = (r + 2)2 p2 - 4p + 4 + r2 = r2 + 4r + 4 p2 - 4p = 4r ....(1) Pythagoras in M2PM3: (p + 6)2 + r2 = (r + 6)2 p2 + 12p + 36 + r2 = r2 + 12r + 36 p2 + 12p = 12r ....(2) (1) invullen in (2): p2 + 12p = 3p2 - 12p 2p2 - 24p = 0 2p(p - 12) = 0 p = 0 ∨ p = 12 De gezochte oplossing is p = 12 Dan is 4r = 122 - 4 • 12 = 96 dus r = 24. |
||||
18. | FP2 +
1/22
= 12 dus FP = 1/2√3 FQ = FP - QP = FP - 1/2 = 1/2√3 - 1/2 DQ = 1/2√3 + 1/2 FD2 = (1/2√3 - 1/2)2 + (1/2√3 + 1/2)2 FD2 = 3/4 - 1/2√3 + 1/4 + 3/4 + 1/2√3 + 1/4 = 2 FD = √2 |
|
|||
19. |
|
||||
MP = r
- 2 PQ = 3 MQ = r - 1 (r - 2)2 + 32 = (r - 1)2 r2 - 4r + 4 + 9 = r2 - 2r + 1 12 = 2r r = 6 |
|||||
20. | Pythagoras in de gele
driehoek: (2r)2 = (r + 1)2 + (r + 1)2 4r2 = 2r2 + 4r + 2 r2 - 2r - 1 = 0 r = (2 ± √8)/2 r = 1 + √2 OF: De driehoek is een 1-1-√2 driehoek dus 2r = (r + 1)√2 daaruit volgt hetzelfde. |
||||
21. | Noem de straal van de grote witte
cirkel R en die van de kleine witte cirkel r Dan is de straal van de grote cirkel R + r. De oppervlakte van de grote cirkel is π(R + r)2 = π(R2 + 2rR + r2) Blauwe deel heeft dan oppervlakte: π(R2 + 2rR + r2) - πR2 - πr2 = π2rR = 2π Daaruit volgt dat Rr = 1 Noem het middelpunt van de grote cirkel M Dan is MP hiernaast R + r - 2r = R - r Pythagoras in MAP: (R + r)2 = AP2 + (R - r)2 R2 + 2Rr + r2 = AP2 + R2 - 2rR + r2 AP2 = 4rR Maar omdat Rr = 1 is AP2 = 4 dus AP = 2 AB is dan gelijk, aan 4. |
|
|||
22. | Zie de figuur hiernaast. 22 = (1 + r)2 + (1 + r)2 4 = 2 + 4r + 2r2 r2 + 2r - 1 = 0 r = (-2 ± √(4 + 4))/2 = -1 + √2 |
|
|||
23. | Neem de middelste figuur. De driehoeken ADE en CBE zijn gelijk. Pythagoras: (24 - x)2 + 122 = x2 576 - 48x + x2 + 144 = x2 48x = 720 x = 15 |
|
|||
24. | a2 + b2
= 42 dus b2 = 16
-
a2 b2 + c2 = 62 dus 16 - a2 + c2 = 36 dus c2 = 20 + a2 d2 + c2 = 25 dus d2 + 20 + a2 = 25 dus d2 = 5 - a2 a2 + d2 = a2 + 5 - a2 = 5 De vierde zijde is dus √5 |
|
|||
25. | Zie de
figuur waarin P de projectie van M op de x-as is. NP = OP - ON = 14 - r Pythagoras in driehoek MPN: (10 + r)2 = (14 - r)2 + 64 100 + 20r + r2 = 196 - 28r + r2 + 64 48r = 160 r = 31/3 |
||||
26. | Zie
het schetsje hiernaast. x2 + 452 = (x + 18)2 x2 + 2025 = x2 + 36x + 324 36x = 1701 x = 47,25 r = 47,25 + 18 = 65,25 ≈ 65 cm. |
|
|||
27. | Je moet aantonen dat a2
+ c2 = b2 + d2 a2 = g2 + f2 c2 = h2 + e2 b2 = f2 + h2 d2 = g2 + e2 dus a2 + c2 = g2 + f2 + h2 + e2 en b2 + d2 = f2 + h2 + g2 + e2 Dat is inderdaad gelijk. |
|
|||
28. | |||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |