|
|||||
1. | Noem de linker en de
rechterhoek van de ruit x Vanwege de gelijkbenige driehoeken zijn die andere hoeken in de figuur ook x De hoeken 180 - 2x volgen uit de hoekensom van een driehoek.
De hoeken 120 - x volgen uit een rechte lijn die 180º is. |
|
|||
2. | Stel hoek A = x dan is ∠ADE ook x (gelijkbenige driehoek) dan is ∠AED = 180 - 2x (hoekensom driehoek AED). ∠B = 140 - x (hoekensom driehoek ABC) ∠EFB = 140 - x (gelijkbenige driehoek EBF) ∠FEB = 180 - (280 - 2x) = 2x - 100 (hoekensom EBF) De hoek met het vraagteken is dan 180 - (180 - 2x) - (2x - 100) = 100º (gestrekt hoek AEB) |
|
|||
3. | de vijf aangegeven
hoeken volgen allemaal uit hoekensommen van driehoeken. Als je ze allemaal optelt krijg je 5 • 180 - 2(a + b + c + d + e) Dat moet gelijk zijn aan de hoekensom van een vijfhoek: 540º Dat geeft a + b + c + d + e = 180º |
|
|||
4. |
|
||||
In de rode driehoek
geldt: sinα = r/3r
= 1/3 Dat geeft α = 19,47º Dan is het vraagteken 180 - 2α (PQ is basis van een gelijkbenige driehoek met twee basishoeken α) ? = 141,06º |
|||||
5. | zie hiernaast. De
rode r geeft steeds de straal van de cirkels. Daardoor zijn er veel gelijkbenige driehoeken met gelijke basishoeken. ∠AM2M1 = 22˚ (basishoeken) ∠M2M1C = 44˚ (buitenhoek: ∠AM1M2= 136˚) ∠M2CM1 = 44˚ basishoeken ∠M1M2C = 92˚ (hoekensom driehoek) ∠BM2C = 66˚ (gestrekte hoek) ∠M2BC = 57˚ (basishoeken) = α |
||||
6. | De hoeken van de gelijkzijdige
driehoek zijn 60˚ Dan is de hoek rechts boven 30˚ (samen 90˚) Dan zijn de andere twee hoeken van die gelijkbenige driehoek elk 75˚ (basishoeken) Aan de andere kant geldt precies hetzelfde dus ook die hoek is 75˚ Dan is de overgebleven hoek bij het snijpunt gelijk aan 150˚ (samen 360˚) |
|
|||
7. | trek lijn DC
door naar B de hoeken bij D zijn samen 180˚ (vandaar die hoek van 80˚) hoek B is dan ook 80˚ (Z-hoeken) De hoeken bij C zijn samen 180˚ De hoek bij A is dan 40˚ (hoekensom driehoek) Het vraagteken is dan 140˚ (gestrekte hoek) |
|
|||
8. | De vier zwarte x-hoeken
volgen uit de symmetrie van de vierhoek en Z-hoeken. de blauwe x-hoeken volgen dan uit de gelijkbenigheid van de driehoeken DBC en CAD. de rode 2x hoek volgt uit de
gelijkbenigheid van driehoek ACB |
|
|||
9. | Hiernaast zie je dat a + b + c + d + e + f samen gelijk is aan 360º (twee letters zijn steeds samen de buitenhoek van een driehoek). |
|
|||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |