|
|||||||||||
1. | CDE ~
CAB dus CI/DF = CH/AB (3 - x)/x = 3/4 4(3 - x) = 3x 12 - 4x = 3x 12 = 7x x = 12/7. De oppervlakte is dan 144/49 |
|
|||||||||
2. | ∠ACB =
30º Dan is ∠CBA = 60º dus ∠FBA = ∠FBE = 30º De driehoeken AFB en EFB zijn gelijk Stel dat de zijden van de eerste driehoek gelijk zijn aan x Dan is dus EF = AF = 0,5x Elke volgende driehoek is dus een verkleining van de vorige met factor 1/2. De oppervlakte wordt dan vermenigvuldigd met 1/4 De vierde driehoek is dan (1/4)3 van de eerste en dat is 1/64 De verhouding is dus 64 : 1 |
|
|||||||||
3. | De vouw loopt door het
midden van BD en staat er loodrecht op. BD = 100 (Pythagoras: 60-80-100) DME ~ BAD |
|
|||||||||
|
|||||||||||
? = 50 • 60/80
= 37,5 De vouw is dan 2 • 37,5 = 75 cm lang. |
|||||||||||
4. | Een rode en een
groene hoek zijn steeds samen 90º. DCE ~ BCF |
||||||||||
|
|||||||||||
De oppervlakte van
ECF is 25, dus CE • CF = 50, dus CE = 50/CF Dan geeft de verhoudingstabel: CF • 8 = 4 • 50/CF Daaruit volgt 8CF2 = 200 CF2 = 25 CF = 5 Dan is CE = 10 102 = 82 + DE2 DE2 = 36 DE = 6 AE = 2 |
|||||||||||
5. | ADE ~
ABC Noem DE = x dan is AB = 16 + x |
|
|||||||||
|
|||||||||||
x(16 + x)
= 6 • 6 16x + x2 = 36 x2 + 16x - 36 = 0 (x - 2)(x + 18) = 0 x = 2 ∨ x = -18 x = 2 is de juiste oplossing. De oppervlakte is dan (2 + 16) • 6 = 108. |
|||||||||||
6. | Zie de figuur
hiernaast. Een rode en een groene hoek zijn samen 90º. Uit symmetrie
volgt dat de beide rode hoeken bij M gelijk zijn. ADM ~ ABC |
||||||||||
|
|||||||||||
32 = x2
x = √32 |
|||||||||||
7. | Hiernaast zie je het vooraanzicht
van de tafel. De rode stukken zijn afgezaagd. De poten hadden oorspronkelijk lengte x Als de tafel stabiel staat dan moet die schuine lijn een rechte lijn zijn. |
|
|||||||||
zie de afmetingen hiernaast. 1/3x - 11 = 2 • 8 want de driehoeken hebben y en 2y als zijden, dus de hele driehoek is dubbel zo groot als de rechter. Dat geeft 1/3x - 11 = 16 1/3x = 27 x = 81 |
|
||||||||||
8. | AD2 = AM2 -
MD2 = 252 - 52 = 600 AD = √600 ADM ~ ACB |
|
|||||||||
|
|||||||||||
? = 5 • 30/√600 = 21/2√6 | |||||||||||
9. | ABD ~
BCD ~ ACB Stel CD = x dan is AD = 4 - x |
|
|||||||||
|
|||||||||||
1 • 1 = x(4 -
x) 1 = 4x - x2 x2 - 4x + 1 = 0 x = (4 ±√12)/2 = 2 ±√3 de juiste oplossing is x = 2 - √3 Dan is AD = 4 - x = 2 + √3 tanα = 1/(2 + √3) α = 15º |
|||||||||||
10. |
|
||||||||||
ANC = DNC dus
CD = 14 en DB = 5 ANM ~ ADB met factor 2 want AB = 2AM Dan is NM = 1/2DB = 21/2 |
|||||||||||
11. | ∠ACD = ∠ABC want van beiden is de tangens gelijk aan
x/2x = 1/2 Dan is CAD ~ BAC en ∠ADC = 90º |
|
|||||||||
|
|||||||||||
BA =
√(x2 + (2x)2)
= √(5x2) = x√5 AD = x • x /x√5 = x/√5 CD = 2AD = 2x/√5 Oppervlakte van ADC is dan 1/2 • AD • CD = 1/2 • x/√5 • 2x/√5 = 1/5x2 Er zijn 8 zulke witte driehoeken in de figuur dus die hebben samen oppervlakte 8/5x2 Dan blijft voor de blauwe ster over: (2x)2 - 8/5x2 = 2,4x2 Als de zijde van het vierkant z = 2x is, dan is x = 1/2z en de oppervlakte is 2,4 • (1/2z)2 = 3/5z2 |
|||||||||||
12. | Zie de figuur hiernaast. vanwege het raken is ∠ACM = 90º Een rode en een groene hoek zijn samen 90º MBC ~ ABM |
|
|||||||||
|
|||||||||||
straal is MC = 4 • 3/5 = 2,4 | |||||||||||
13. | AEH ~ CAB ~ GEI |
|
|||||||||
|
|||||||||||
EH = 1 • 4/3
= 4/3
dan is EF = 22/3
en EI = 12/3 GI = 3 • EI/4 = 5/4 De groene oppervlakte is 1/2 • 12/3 • 5/4 = 25/24 |
|||||||||||
14. |
|
||||||||||
Stel DC = x
dan is DB = 7 + x DA = 8x/6 en ook DA = 6 • (7 + x)/8 dus 8x/6 = 6(7 + x)/8 64x = 36(7 + x) 28x = 252 x = 9 = DC |
|||||||||||
15. | MBP ~
NAP Stel NP = x dan is MP = x + R + r |
|
|||||||||
|
|||||||||||
8R = 4r dus R
= 2r 8x = 4(x + 3r) Dat geeft x = 3r Pythagoras in NAP: r2 + 42 = (3r)2 |
|||||||||||
r2
+ 16 = 9r2 r2 = 16/8 = 2 r = √2 |
|||||||||||
16. | Zie de figuur hiernaast. Een rode
en een blauwe hoek zijn samen 90º Dan is ∠DEN = 90º en DEN ~ CDN CN = √(602 + 302) = √4500 |
|
|||||||||
|
|||||||||||
DE = 30 • 60/√4500
= 1800/√4500 EN = 30 • 30/√4500 = 900/√4500 oppervlakte DEN = 1/2 • 1800/√4500 • 900/√4500 = 180 Verder is AFM ~ DFC (zandloper) met factor 2. Dus de hoogte van AFM is 1/3 van het vierkant, dus 20 Oppervlakte AFM = 1/2 • 30 • 20 = 300 opp(NEFA) = opp(AMD) - opp(AFM) - opp(DNE) |
|||||||||||
17. | CDM ~
CAB ~ MEB CB = √42 (Pythagoras in ABC) |
|
|||||||||
|
|||||||||||
CM = r •
√42/4 MB = r •√42/6 CM + MB = BC geeft dan r • √42/4 + r • √42/6 = √42 5/12r√42 = √42 r = 12/5 |
|||||||||||
18 | Teken een lijn van D loodrecht op
BC. Een rode en een groene hoek zijn samen 90º Dus is ∠BDE twee roden = ∠ACB ABC ~ EBD en ADC = EDC (precies hetzelfde) Dan is EB = 3 (Pythagoras) |
|
|||||||||
|
|||||||||||
AC = 9 • 4/3
= 12 oppervlakte ABC = 1/2 • 12 • 9 = 54 |
|||||||||||
19. | Uit
twee gelijkvormige driehoeken zien we dat H/(x + 1) = h/x ofwel H = h • (x + 1)/x = h(1 + 1/x) Elke groene driehoek hiernaast is 1/6
van de hele driehoek.
(immers de drie samen zijn de helft) |
|
|||||||||
20. | ABF ~ ECF |
|
|||||||||
|
|||||||||||
EC = 6 • 3/10
= 1,8 dus DE = 6 - 1,8 = 4,2 CF = 8 • 3/10 = 2,4 dus AD = 8 - 2,4 = 5,6 oppervlakte ADE is 1/2 • 4,2 • 5,6 = 11,76 |
|||||||||||
21. | Zie de figuur hiernaast. een rode en een groene hoek zijn steeds samen 90º CDE ~ EDA ~ AEB ~ CEA ~ CAB Noem EB = x dan is CE = 169 - x |
|
|||||||||
|
|||||||||||
x(169 - x)
= 3600 169x - x2 = 3600 x2 - 169x + 3600 = 0 x = 25 ∨ x = 144 De juiste oplossing is x = EB = 25 (EB < EC) en dan is CE = 144 AB = √(602 + 252) = 65 |
|||||||||||
|
|||||||||||
CD = 144 • 60/65 = 1728/13 ( ≈133) | |||||||||||
22. | PQR ~
RST Stel QR = x dan is RS = 20 - x |
|
|||||||||
|
|||||||||||
x(20 - x)
= 8 • 12 20x - x2 = 96 x2 - 20x + 96 = 0 (x - 12)(x - 8) = 0 x = 12 ∨ x = 8 De juiste is x = 8 en dan is QR = 8 en RS = 12 |
|||||||||||
23. | Zie de figuur
hiernaast. Kies de afmeting x, dan volgen de andere afmetingen uit het feit dat dit een 3-4-5 driehoek is (er zijn steeds twee driehoeken met gemeenschappelijke rode schuine zijde gelijk aan elkaar) r = 4 - x en r = x - 2 geeft 4 - x = x - 2 dus x = 3 Dan is r = 1 |
|
|||||||||
24. | BC = AB
= √2 (vanwege de gelijkvormigheid. Stel de straal van de cirkel r MQ staat loodrecht op BC en op AB, dus is BQ = r Dan is CQ = BC - BQ = √2 - r Driehoeken MQC en MPC zijn congruent (ze hebben twee zijden en een hoek gelijk) Dus is PC = CQ = √2 - r AD = 2 (Pythagoras in ABC) dus DC = 1 dus PD = 1 + √2 - r |
|
|||||||||
AR = √2 + r
= AP (want ook AMP en AMR zijn gelijkvormig) Dus PD = √2 en
MP = 1 |
|||||||||||
25. | Neem zijden van 5 (de lengte doet
er niet toe) AE2 + 2,52 = 52 geeft AE = √18,75 BCD is gelijkvormig met ACF met factor 0,2 Dus BD = 0,2 • AF = 0,2√18,75 EC = 4 oppervlakte van ECD = 0,5 • 4 • 0,2√18,75 = 0,4√18,75 De hele driehoek heeft oppervlakte 0,5 • 5 • √18,75 = 2,5√18,75 Om de rode driehoek te krijgen gaan daar drie van die driehoeken als ECD van af. |
|
|||||||||
De rode driehoek
heeft oppervlakte 2,5√18,75 - 3 •
0,4√18,75 = 1,3√18,75 De verhouding is dan 1,3 : 2,5 |
|||||||||||
26. | a. | CDE is gelijkvormig met CBA (beiden hoek C en
de rode hoek) CD/CE = CB/CA CD/2 = 6/4 CD = 3 |
|
||||||||
b. | DE = x en dus AB =
x + 2 DE/CD = BA/BC x/3 = (x + 2)/6 6x = 3(x + 2) 6x = 3x + 6 3,x = 6 x = 2 |
||||||||||
27. | Zie de figuur. DESD ~ DEDA ES/ED = ED/EA ES/4 = 4/√48 ES = 16/√48 SD/ED = DA/EA SD/4 = 8/√48 SD = 32/√48 De oppervlakte is dan 1/2 • 16/√48 • 32/√48 = 51/3 |
|
|||||||||
28. | zandloperfiguur, dus
gelijkvormige driehoeken. x + y = 90 dus x = 90 - y verhoudingen: x/60 = y/25 dus 25x = 60y 25(90 - y) = 60y 2250 - 25y = 60y 85y = 2250 y = 26,47 Dan is x = 63,53 |
|
|||||||||
29. | Gelijkgekleurde hoeken hiernaast
zijn gelijk (allemaal paren Z-hoeken) DPN ~ BPC (zandloper) omdat BC = 2PN is ook BP = 2DP dus DP is 1/3 deel van BD. MQB ~ CQD (zandloper) omdat DC = 2MB is ook DQ = 2BQ dus is BQ 1/3 deel van BD. |
|
|||||||||
30. | AB = √(132 - 52)
= 12 Noem de straal r ABC is gelijkvormig met ARM MB = r dus AM = 12 - r
5(12 - r) = 13r |
|
|||||||||
31. |
|
||||||||||
Zie de figuur x2 + 42 = (16 - x)2 x2 + 16 = 256 - 32x + x2 32x = 240 x = 7,5 Maar de blauwe hoeken zijn gelijk (beiden met HMAN 90º) dus de driehoeken ABN en AD'M zijn gelijk Dan is AM = AN = 16 - 7,5 = 8,5 Dan is ABNM precies de helft van ABCD (NCDM is de andere helft) ABNM heeft dus oppervlakte 32. AMD' heeft oppervlakte 0,5 • 4 • 7,5 = 15 De vijfhoek heeft oppervlakte 15 + 32 = 47 |
|||||||||||
32. | De gele driehoeken zijn
gelijkvormig met factor 2. Dus lijnstuk a is 1/3 van de diagonaal. Lijnstuk b is 1/2 van de diagonaal Dan blijft er voor het rode deel 1 - 1/3 - 1/2 = 1/6 deel over. |
|
|||||||||
33. | Teken het lijnstuk MR (zie de
figuur) De groene driehoeken zijn congruent (DP = MR) De rode driehoeken zijn congruent (QB = MR) De oppervlakte van MQCP is dus gelijk aan de oppervlakte van BCD en dus 18. |
|
|||||||||
34. | AB = 5 (pythagoras) BC = 5 (vierkant) ABF is gelijkvormig met EBC met factor 5/4 Dus EC = 5/4 • 3 = 3,5 ED = 1,5 |
|
|||||||||
35. | De driehoeken CQB en ABP
zijn gelijkvormig met factor 2. Stel CB = x, dan is AP = 2x Stel CQ = y dan is AB = 2y dus DQ = 2y - x Pythagoras in driehoek PQD: PQ2 = (2x + y)2 + (2y - x)2 = 4x2 + 4xy + y2 + 4y2 - 4xy + x2 = 5x2 + 5y2 = 5(x2 + y2) = 5 • 82 = 320 Dus PQ = √320 = 8√5 |
|
|||||||||
36. | Vanwege de gelijke basishoeken
zijn de driehoeken KOE en OBE gelijkvormig. Dus 2/2a = a/2 Dat geeft 2a2 = 4 dus a = √2 De hoogte h is dan √((2a)2 - 12) = √7 De oppervlakte is dan 0,5 • 2 • √7 = √7 |
|
|||||||||
37. |
|
||||||||||
Zie de
figuur met de afmetingen op de x-as. QRA en QCO zijn gelijkvormig, dus AR/(1/p - 1) = 1/(1/p) Dat geeft AR • 1/p = 1/p - 1 dus AR = 1 - p AR = PA dus de driehoeken ACR en ACP zijn congruent. Dus de hoeken RCA en PCA zijn geljk en dat zijn precies de gevraagde hoeken. |
|||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |