|
|||||
1. | |||||
A. | hoek 1 = 50º (hoekensom driehoek ? = 130º (gestrekte hoek met 1) |
||||
B | hoek 1 = 25 º (gestrekte hoek) ? = 65º (gestrekte hoek met 1 en 90) |
||||
C. | hoek 1 = 32º (Z-hoeken) ? = 148º (gestrekte hoek) |
||||
D. | hoek 1 = 10º (Z-hoeken) ? = 130º (gestrekt met 1 en 40º) |
||||
E. | hoek 1 = 100º (F-hoeken) ? = 80º (getstrekte hoek) |
||||
F. | ? = 67º hoekensom hele driehoek | ||||
G. | hoek 1 = 68º (rechte hoek met
22º) hoek 2 = 98º (hoekensom driehoek) hoek 3 = 98º (overstaande hoeken) ? = 72º hoekensom driehoek |
||||
H | hoek 1 = 5º (hoekensom
driehoek hoek 2 = 47º (hoekensom driehoek) 1 + 2 + ? = 71º (hoekensom drieh) dus ? = 19º |
||||
I: | hoek 1 = 35º (hoekensom driehoek) hoek 2 = 35º (Z-hoeken) ? = 75º (hoekensom driehoek |
||||
2. | Teken vanaf het
middelpunt naar elk hoekpunt een lijnstuk. Dan is de figuur verdeeld in 12 gelijkbenige driehoeken. De tophoek van zo'n driehoek is 360/12 = 30º De basishoeken zijn dan samen 180 - 30 = 150º dus elk 75º Twee zulke basishoeken zijn samen een hoek van de twaalfhoek, dus die is 150º |
||||
3. | De hoeken van de gelijkzijdige
driehoek zijn allemaal gelijk, dus allemaal 60º. De basishoeken van de gelijkbenige driehoek zijn gelijk, dus beiden 45º. Dan blijft voor de andere hoek bij A en B nog 15º over. Dan zijn de hoeken bij D gelijk aan 75• en 105º (som van de hoeken vaan een driehoek is 180). |
|
|||
4. | Zie de figuur hiernaast Het vraagteken is 180 - 86 - 83 = 11º |
|
|||
5. | RZ = AZ dus RAZ is gelijkbenig De tophoek is 60 + 70 = 130º De basishoeken zijn dus 25º Dus ∠CAR = 60 - 25 = 35º |
|
|||
6. | Zie de figuur hiernaast. De diagonaal verdeelt het parallellogram in twee driehoeken die gelijk zijn aan de onderste driehoek. De oppervlakte is dus 16. |
|
|||
7 |
|
||||
Hier staan allemaal gelijkbenige
driehoeken waarvan je steeds de basishoeken kunt uitrekenen. Dat geeft een serie basishoeken van 7 - 14 - 28 - .... Dat stopt bij 84º (meer dan 90º kan niet) Dat is de twaalfde driehoek en dat is letter L. De kangoeroe stopt bij de letter M (het eind van de twaalfde driehoek). |
|||||
8. | ∠B = ∠A = twee paarse bolletjes. (gelijkbenige driehoek) Dus ∠D = 3 paarse bolletjes. Een paars bolletje is 35º ∠A = 70º |
|
|||
9. | ∠BAC = 75º (hoekensom
driehoek) Dus BAC is gelijkbenig en AC = BC = AD Dan is ADC ook gelijkbenig. De basishoeken zijn samen 130º Dus ∠D = 65º |
|
|||
10. | Noem de groene hoeken x en
de rode hoeken y De hoek tussen de twee groenen in is dan 180 - 2x De hoek tussen de roden in is 180 - 2y De middendriehoek geeft dan (180 - 2x) + (180 - 2y) + β = 180 ofwel β = 2(x + y) - 180 Maar x + y = 180 - α (bovenste driehoek) dus β = 2(180 - α) - 180 = 180 - 2α: antwoord b. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |