|
|||||
1. | a. |
|
|||
De
rode lijnen geven het verdwijnpunt. De blauwe lijn daar horizontaal doorheen is de horizon. De hele gele lijn hoort bij 365 cm Het onderste deel is daar ongeveer 1/5 deel van Dat is dan een hoogte van 73 cm. |
|||||
b. | |||||
|
|||||
Teken
het verdwijnpunt (rode lijnen, gele stip) Teken de lijnen van de boven - en onderkant van E naar het midden van I (groene lijnen) Dat geeft de rechterpoot van de H Teken de diagonalen van de boven en onderkant kant van I naar het midden van H (paarse lijnen) Dat geeft de linkerpoot van de H Het midden van de H ligt op de middelste rode lijn. |
|||||
2. | |||||
Teken
de snijpunten van de diagonalen van ondervalk en bovenvlak (de
rode lijnen) Teken dan de hoogte van de figuur (de blauwe lijn) Teken tenslotte de zijribben (de groene lijnen) en snij die met de diagonalen. |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |