|
|||||
1 | a. |
|
|||
|
|||||
Voor de lengte van de
ribben van de kubus heb ik 4 genomen. Het snijpunt van AP met vlak EBCH is het snijpunt S van AP en HB (AP ligt in hulpvlak AHGB) De projectie van A op vlak ABCH is het snijpunt A' van EB en AF (immers AF staat loodrecht op EB en op BC dus op heel vlak EBCH). Het gaat om de hoek ASA' in de figuur hierboven links.. |
|||||
In de middelste
figuur zie je dat driehoek HSP de helft van driehoek ASB is, dus SB = 2
• HS HS = 1/3HB dus in de rechterfiguur ligt S op 1/3 van HB. Dan is EQ = 1/3EB EA' = 1/2EB dus QA' = 1/6EB = 1/6 • 4√2 = 2/3√2 QS = 2/3BC = 2/3 • 4 = 8/3 A'S2 = (8/3)2 + (2/3√2)2 = 8 dus A'S = √8 Omdat A'A = 1/2AF = 2√2 geldt in driehoek ASA' dat tanASA' = AA'/A'S = 2√2/√8 = 1 Dan is ∠ASA' = 45º |
|||||
b. |
|
||||
Het snijpunt van EB
met vlak EBRQ is uiteraard punt B Teken lijn EE' loodrecht op AQ Het gaat om hoek EBE' in de linker figuur hierboven In de
rechter figuur zie je dat de driehoeken EE'A en ADQ en EAS gelijkvormig
zijn |
|||||
c. | Het snijpunt van CQ met vlak HDBF
is uiteraard punt Q. CS staat loodrecht op vlak HDBF (want bijv. loodrecht op DB en op HD) Het gaat dus om hoek SQC. QC2 = 42 + 22 = 20 dus QC = √20 CS2 = 22 + 22 = 8 dus CS = √8 In driehoek QSC is dan sinQSC = CS/QC = √8/√20 = 0,6325 Dan is ∠QSC = 39,2º |
|
|||
2. | a. |
|
|||
Teken balk ABCD.EFGH
om de piramide. T' is de projectie van T op het grondvlak. BT' 2 = 22 + 22 = 8 en TT'2 = BT2 - BT´2 = 16 - 8 = 8 dus TT' en de hoogte van de balk zijn √8 Teken in het voorvlak van de balk lijn AA' loodrecht op BM, dan staat
die lijn ook loodrecht op BC, dus op het hele vlak BTC. A' is de
gezochte projectie van A op BTC. |
|||||
b. | T is het snijpunt van DT met vlak
TAC. S is de projectie van D op vlak TAC. Het gaat om hoek STD. SD2 = 22 + 22 =
8 dus SD = √8 |
||||
c. |
|
||||
D is het snijpunt van
DM en TDB. De projectie van M op TDB is punt P, waarbij N het midden van BC is (zie de figuur) Het gaat om hoek MDP. In het ondervlak (rechts) geldt: tan(ADM) = 2/4 dus ∠ADM = 26,56˚ ∠ADB = 45˚ dus ∠MDB = 45˚ - 25,56˚ = 18,4˚ |
|||||
3. | a. | AE snijdt CBEF in punt E. De projectie van A op CBEF is punt M (midden van BC) Het gaat om hoek AEM AM2 = AB2 - BM2
= 36 - 9 = 27 dus AM = √27. |
|||
b. | CE snijdt vlak ABEN in punt E De projectie van C op vlak ABEN is CM Het gaat om hoek CEM CM = 3 ME2 = MB2 + BE2 = (√27)2 + 102 = 127 tan(CEM) = CM/ME = 3/√127 = 0,2662 dan is ∠CEM = 14,9˚ |
||||
c. | |||||
AC snijdt vlak ABF in
punt A De projectie van C op ABF is punt P zodat CP loodrecht op FM staat. (omdat CP in vlak MNFC ligt staat hij ook al loodrecht op AB) Het gaat om hoek PAC Zie de rechter tekening. De driehoeken MPC en FNM zijn gelijkvormig CP/MC = MN/FM dus CP/√27 = 10/√127 en dat geeft CP = 10√27/√127 sin(PAC) = PC/AC = 10√27/√127 / 6 = 0,7685 Dan is ∠PAC = 50,2˚ |
|||||
4. | HB snijdt EFCD in het midden M
van de kubus. De projectie van B op vlak EFCD is punt N (midden van BG) Het gaat om hoek BMN Stel de ribben van de kubus gelijk aan 4 BN2 = 22 + 22 = 8 dus BN = √8 MN = 2 tanBMN = BN/MN = √8/2 = 1,414 ∠BMN = 54,7˚ |
||||
5. |
|
||||
AM snijdt het
grondvlak in A De projectie P van A op het grondvlak ligt op BE. Zie het bovenaanzicht rechts, met allemaal gelijkzijdige driehoeken met zijden 6. AP2 = 62 - 32 = 36 - 9 = 27 dus AP = √27 Verder is MP de helft van de totale hoogte (M ligt halverwege TB) dus MP = 3√3 tanMAP = MP/AP = 3√3/√27 = 1 Dan is ∠MAP = 45˚ |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |