|
||||||||||||||||||||||||||||
1. | a. | 912 is 52% geeft de volgende verhoudingstabel, als je 48% wilt weten (dat zijn de vrouwen) | ||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
?? =
48 912/52 = 841,8. Maar dat kan natuurlijk niet, want het aantal personen moet geheel zijn. Kennelijk was die 52 een afgerond getal. De werkelijke waarde zal dus tussen 51,5 en 52,5 hebben gelegen. 51,5% geeft voor het aantal vrouwen 48,5 912/51,5 = 858,9 52,5% geeft voor het aantal vrouwen 47,5 912/52,5 = 825,1 Het aantal vrouwen was dus 826 tot en met 858 826 vrouwen geeft 912 3,5 + 826 4,7 = 7074,2 contactmomenten 858 vrouwen geeft 912 3,5 + 858 4,7 = 7224,6 contactmomenten. Het aantal contactmomenten was dus [7075, 7224] |
||||||||||||||||||||||||||||
b. | Het
totaal aantal contactmomenten van alle mannelijke patiλnten was
912 3,5 = 3192 70% van de 912 mannen had contact, dus dat zijn 0,7 912 = 638,4 mannen. Wacht! Dat kan alweer niet, dus die 70% was σσk een afgerond getal! Het percentage lag tussen 69,5% en 70,5% 69,5% geeft 633,8 mannen en 70,5% geeft 642,9 mannen Het aantal mannen met contact ligt dus in het gebied [634, 642] en die hadden 3192 contacten gemiddeld is dat iets tussen 3192/634 en 3192/642 en dat is in het gebied [4.97, 5.03] |
|||||||||||||||||||||||||||
2. | Tel de
staafjes van de linkerfiguur voor 2005 op: 35 + 50 + 120 + 195 +
370 + 600 = 1370 eeuwelingen in de rechter figuur zie je dat bij elke 100 vrouwen 16 mannen horen. dus van de 116 personen zijn er 100 vrouwen. het percentage is dan 100/116 100% = 86,2% het aantal is dan 0,862 1370 = 1181 |
|||||||||||||||||||||||||||
3. | a. | Als het 40% is toegenomen, dan is het 140% geworden. | ||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
?? = (100 770000)/140 = 550000 paren | ||||||||||||||||||||||||||||
b. | Het is afgenomen van
ongeveer 79000 naar 52000 Dat is een afname van 27000 en dat is 27000/79000 100% = 34% afname |
|||||||||||||||||||||||||||
c. | uit de
figuur kun je aflezen dat in 2010 er 69000 echtparen waren die 40 jaar
getrouwd waren. de verhouding 1970 : 1980 is 124000 : 90000 Dat geeft deze verhoudingstabel |
|||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
?? = (69000 90000)/124000 = 50081 dus ongeveer 50000 jubilea | ||||||||||||||||||||||||||||
4. | bouwjaar voor 1945:
32% van de woningen en 65% door eigenaar bewoond is 0,32 0,65 = 0,208
van het totaal 1945-1969: 25% van de woningen en 34% door eigenaar bewoond is 0,25 0,34 = 0,085 van het totaal 1970-1974: 26% van de woningen en 67% door eigenaar bewoond is 0,26 0,67 = 0,174 van het totaal 1975-1979: 12% van de woningen en 57% door eigenaar bewoond is 0,12 0,57 = 0,068 van het totaal 1980-1984: 5% van de woningen en 69% door eigenaar bewoond is 0,05 0,69 = 0,035 van het totaal Samen is dat 0,208 + 0,085 + 0,174 + 0,068 + 0,035 = 0,57 van het totaal Dat is dus 57% |
|||||||||||||||||||||||||||
5. | a. | Een man. Wie in 1979 100 jaar is, die is in 1988 109 jaar. Dat was alleen een man. |
||||||||||||||||||||||||||
b. | De 100-plussers in
1978 (98 + 232 = 330 stuks) zijn 104-plussers in 1982 Dat zijn er 5 + 13 + 3 + 9 + 1 + 3 + 2 + 1 = 37 Dat is 37/330 100% = 11,2% |
|||||||||||||||||||||||||||
c. |
|
|||||||||||||||||||||||||||
Vrouwelijke overtreft mannelijke in de jaren 1984-1985-1986-1987-1988. | ||||||||||||||||||||||||||||
6. | a. | 163 van de 312 is 163/312 100% = 52,5% | ||||||||||||||||||||||||||
b. | 288000 ongelukken is
3,5 per 1000 inwoners 288000/3,5 1000 = 82 miljoen inwoners. |
|||||||||||||||||||||||||||
c. | 152000 is een toename van 8%, dus
is 108% 152000/108 100 = 140740 |
|||||||||||||||||||||||||||
7. | a. | 15268 van de 15268 + 35775 = 51043 dus dat is 15268/51043 100% = 29,9% | ||||||||||||||||||||||||||
b. | 3,44 agenten per 1000 inwoners beteken t per agent 1000/3,44 = 291 mensen. | |||||||||||||||||||||||||||
c. | eerste kolom. 132056 + 45899 = 177955 agenten betekent 3,47 per 1000 inwoners. Dan zijn er dus 177955/3,47 = 51283 groepjes van 1000 inwoners. Dat zijn 51283000 inwoners. tweede kolom. 15397 groepjes van 1000 inwoners betekent dus 15397 2,56 = 39416 agenten op straat zijn er dan 39416 - 12510 = 26906 agenten vierde kolom. 39398 + 9655 = 49053 agenten per 22922 groepen van 1000 mensen Bij 1 zo'n groep horen dan 49053/22922 = 2,14 agenten. |
|||||||||||||||||||||||||||
8. | a. | Aflezen:
2000: 6,3 miljoen en 2011: 7,7 miljoen. Dat is een toename van 1,4 miljoen en dat is 1,4/6,3 100% = 22%. |
||||||||||||||||||||||||||
b. | Aflezen: In 200 was het aantal 400 en
in 2011 was het 460. Dat is een toename van 60 in 11 jaar. In 9 jaar is de toename dan 9/11 60 = 19,4. Dat wordt dan in 2020 dus 460 + 49,1 = 509,1. |
|||||||||||||||||||||||||||
c. | 1 januari 1990 bij elke 1000 inwoners horen 344
auto's. Dat zijn dus 5118429/344 = 14789,154 1000 inwoners = 14879000 inwoners. 1 januari 2010 op dezelfde manier: 7622353/460 = 16570,333 1000 inwoners = 16570000 inwoners. Dat is een toename van 16570000 - 148769000 = 1691000 inwoners. |
|||||||||||||||||||||||||||
9. | a. |
|
||||||||||||||||||||||||||
?? = 100000 17/583721 =
2,9.... Van heel Nederland is de museumdichtheid 2,47 Dus die van Groningen is hoger dan die van heel Nederland. |
||||||||||||||||||||||||||||
b. |
|
|||||||||||||||||||||||||||
?? = 404068 2,47/100000 =
9,98.... Er moeten dus minstens 10 musea zijn Dan moeten er 10 - 4 = 6 musea bijkomen. |
||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |